Dinsdag 8 oktober
Jezus christus, wat een buikgriep! Een week lang nauwelijks eten, laat staan iets productiefs doen. Loesje ook plat en Rosa al twee weken aan het snotteren. Nu is dat kleine monstertje naar alle waarschijnlijkheid ook de indirecte oorzaak van deze uitbraak geweest. Twee keer per week kom ik op de kinderopvang, een opslagplaats voor bacillen reservoirs en nog lekker dan Fukushima.
Maar goed, het werk gaat gewoon door. Ik stapte dus in de boot om het kippenhok te verschonen op het eiland. Tegelijkertijd wilde ik Beau – onze 15-jarige tuin/eilandhulp – persoonlijk aan het werk zetten, want anders wist ik zeker dat er niets zou gebeuren. Hij moest nog een hele greppel graven, die aartsluie slampamper.
De bodem van mijn boot is een tapijt van lege bierblikjes, een restant van de vervloekte zomer van 2013. Het vinden van de schakelaar is dus nog even een opgave. Maar het lukt en ik schakel de fluistermotor in de vijf en vaar weg met de punt richting Konijneneiland 2.0. Ik ben nog nauwelijks vertrokken of ik krijg een sms’je van Beau:
Hoooi jeppe.
Ik heb heel veel buikpien en slape poep dus ik denk dat het niet egt verstnadig is mo te gaan werken wand dan moet is steeds naar huis loopen om naar de wc te gaan . Is het dan goed dat ik morgen kom werken ik hoop dat u dit leest vijne dag veder en misgien tot morgen 🙂
Ik wist het wel. Beau komt nooit opdagen als je hem nodig hebt. Vorige keer had hij zijn enkel verstuikt. Maar ja, zijn sms’je is wel briljant, dat moet ik hem nageven. Dan bedenk ik me dat ik me ook nog niet heb ziek gemeld op mijn werk. Ik forward het sms’je van Beau naar mijn baas met een knipoog erbij.
Na een uurtje klussen op het eiland belt Loesje dat Rosa wakker is geworden, dus of ik terug wil komen. Hier baal ik van, want ik ben nog niet klaar. Maar ja, een kind komt altijd op de eerste plek. Als ik terugkom is mijn darmsysteem een nog grotere puinhoop dan eerst en ik ben rijp voor bed. Maar ja, Rosa is wakker (met poepbroek), dus die mag ik nog even verschonen. Daarna gaan we wandelen.
Onderweg komen we de moeder van Jacob Stam tegen. Loesje vraagt haar naar de scheiding van Jacob en zijn vrouw Janice. ‘Het is vast een zware tijd voor jullie.’ Loesje heeft wel vaker de neiging gesprekken met oudjes aan te knopen, dat moet ik er maar eens uitrammen. ‘Ach ja, ze is ziek Janice. Borderline’, vertelt ze. ‘Dat is heel erg voor de omgeving.’ Ik reageer meteen. ‘Borderliners moeten ze allemaal castreren en levenslang opsluiten.’ Mevrouw Stam is ontstelt. ‘Ja’, zeg ik. ‘Ze zijn levensgevaarlijk. Mijn neef zijn ex had borderline. Op een dag kwam hij thuis, lag ze in bed met zijn vader.’ Mevrouw Stam is nog in shock als ze wegfietst.
Thuisgekomen kom ik erachter dat het virus toch zijn voordelen heeft. Nadat ik in ons halletje een verschrikkelijke ei-scheet heb gelaten, komt de dorpsvrouw langs die konijnen in te kleine hokjes opsluit. Ze komt kruidkoek verkopen voor de gymvereniging. Normaal zou ik haar direct hebben weggestuurd, maar in dit geval houd ik haar een tijdje aan de praat. Ik zie aan haar gezicht dat ze er last van heeft. Heerlijk. Ik blijf haar vragen stellen over de gymvereniging. Like I give a shit. Als de stank weg is, stuur ik haar alsnog weg zonder iets te kopen. Whrahahaha!!!
Ik begeef me naar de tuin om een fles pittige knoflooksaus ritueel te verbranden. Twee dagen eerder heb ik een broodje vegetarische shoarma gegeten en dat heeft vervolgens twee dagen lang in mijn darmsysteem gezeten zonder te verteren. Het was hel op aarde. Ik weet nu pas echt wat lijden is. Met de verbranding hoop ik dat de pijnigende herinnering in mijn hersenen te overschrijven.
Het virus is inmiddels over en ik kan weer genieten van junkfood en bier. Er zijn echter andere virussen die van familie tot familie overgegeven worden, en die niet te bestrijden zijn met antibiotica. Deze virussen tref je veel aan in kleine dorpjes. Genezing is niet mogelijk. Het enige dat helpt is generatie-op-generatie bestrijding. En daar houd ik me met grote regelmaat mee bezig. Niet om totaal succes te behalen, maar er valt kleine winst te boeken. En dat zal gedurende de verdere evolutie van de mensheid – of die nu nog 50.000 of 2.000.000.000 jaar duurt – nodig blijven. Ik lever graag mijn bijdrage.