“It shrinks my liver, doesn’t it, Nat? It pickles my kidneys, yes. But what does it do to my mind? It tosses the sandbags overboard so the balloon can soor. Suddenly, I’m above the ordinary. I’m confident, supremely confident. I’m walking a tightrope over Niagara Falls. I’m one of the great ones. I’m Michelangelo molding the beard of Moses. I’m van Gogh painting pure sunlight. I’m Horowitz playing the Emperor Concerto, I’m John Barrymore before the movies got him by the throat. I’m Jesse James and his two brothers. All three of them! I’m W. Shakespeare.”
– Don Birnam in The Lost Weekend
Drinken schrijvers en journalisten meer dan mensen in andere beroepen? Mijn gut feeling zegt van wel. Er zijn natuurlijk wel vele voorbeelden van beroemde schrijvers met een drankprobleem – waaronder Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway, Tennessee Williams, Truman Capote, Hunter S. Thompson, Jack Kerouac, Charles Bukowski, Stephen King, Aldous Huxley en Raymond Chandler – dus die kunnen mijn vooroordeel versterken.
Echter, er is ook wetenschappelijk onderzoek gedaan. Uit de ‘Study into The Mental Resilience of Journalists’ onder journalisten, verslaggevers en omroeporganisaties blijkt dat mediatypen meer alcohol drinken en mogelijk meer moeite hebben hun emoties onder controle te houden. In een artikel over het onderzoek werd een verklaring gezocht in het feit dat journalisten zich voor hun werk regelmatig in gevaarlijke situaties begeven, zoals bij het verslag doen van oorlogen, maar het is een zeer klein percentage van de reporters die dit werk daadwerkelijk doen. De meeste journalisten zijn tegenwoordig bureauredacteuren, een trend versterkt wordt door de krimpende redactiebudgetten en de technologie die werken op afstand mogelijk maakt.
Maar wat veroorzaakt dan wel dat hoge percentage alcoholisten onder deze beroepsgroep? Ik heb drie mogelijke verklaringen. De eerste is de aantrekkingskracht van het beroep op een bepaald persoonlijkheidstype. De decaan op de School voor Journalistiek in Zwolle vertelde me dat de instroom van studenten met psychische klachten in de studie journalistiek bovengemiddeld hoog is. Ik had dat zelf al wel gemerkt in de groep waar ik in terechtkwam, en was zelf dat jaar (2001) nou ook niet echt op mijn psychische best. Waarom het beroep deze aantrekkingskracht heeft op de psychisch minder stabiele groep weet ik niet. Misschien is het de mogelijkheid je te verdiepen in menselijke ellende en vooral de maatschappelijke problemen… Immers, media berichten hoofdzakelijk over alles wat niet goed gaat. Of misschien is schrijven en onderzoeken net als drinken en drugs gebruiken wel een manier om de leegte van het bestaan niet te hoeven ervaren.
Een tweede verklaring is werkdruk. Als schrijver / journalist wordt er toch een bepaalde creatieve prestatie van je verwacht binnen een bepaald tijdskader. Een paar biertjes, glazen wijn of whiskey kunnen je net dat zetje geven dat je nodig hebt om aan de verwachtingen te voldoen. De derde verklaring is de drinkcultuur van vele media-organisaties wat bevestigd wordt in het eerder genoemde onderzoek. Geen wonder dat er vaak een turbulent huwelijk ontstaat tussen de schrijvende mens en de fles.
Mijn eigen drinken was vooral tijdens de coronacrisis behoorlijk opgelopen door de toegenomen werkdruk en het compleet vervagen van de grenzen tussen doordeweeks en weekend. Ook daarna dronk ik gemiddeld wel vijf dagen per week en regelmatig meer dan een paar biertjes. Ook ben ik geen vreemde van leegte en zoek ik regelmatig naar een creatieve boost, zoals Don Birnam (zie citaat hierboven).
Maar tegenwoordig kan ik ook soms zonder die stimulans de nodige inspiratie vinden. Ik heb door mijn main issues heen gewerkt en heb minder leegte te vullen. Ik heb mijn bubbel verlaten. Toch blijft de verleiding altijd bestaan. Niks kan je zo in de flow brengen als een tot de rand gevuld glas rode wijn of een goudgele rakker op mijn bureau terwijl ik als een bezetene op de toetsen van mijn toetsenbord ram. Daarom heb ik op dit moment gesetteld voor een knipperlichtrelatie.
![]()





