Speciale dienstencentra als oplossing voor Wajong-problematiek

Vanaf 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor werk en inkomen. Één van de programma’s die op stapel staat is het herkeuren van ruim 240.000 jong gehandicapten (Wajongers). Dit zijn mensen waarvan bevonden is dat zij sinds jonge leeftijd een arbeidshandicap hebben, waardoor zij recht hebben op een (aanvullende) uitkering en arbeidsondersteuning. Naar verwachting van het kabinet zal na de herkeuring blijken dat slechts 40.000 van hen daadwerkelijk volledig en duurzaam gehandicapt zijn en dus de uitkering mogen houden. De rest moet aan het werk, of zal in de bijstand belanden.

De herkeuringsplannen zijn eigenlijk gewoon bezuinigingsplannen. Dat weet iedereen. Jongeren worden uit de Wajong naar de bijstand verhuisd, wat de overheid veel geld scheelt. Niemand verwacht dat het masaal vinden van reguliere banen voor deze groep ook maar enige kans van slagen heeft. FNV-voorzitter Ton Heerts zei van de week volkomen terecht dat het kabinet de geplande herkeuring moet uitstellen tot er voor de Wajongers uitzicht is op werk. In de huidige arbeidsmarkt – waarin ook volledig arbeidsgeschikten niet aan de bak kunnen komen – zijn de herkeuringsplannen volkomen onrealistisch.

Vanuit het standpunt van de overheid, is de wens om te besparen wel begrijpelijk. Zorg en sociale zekerheid zijn enorme kostenposten en in de toekomst onbetaalbaar als er niks gebeurt. Echter, grote groepen burgers in armoede storten is bepaald niet de structurele oplossing waar wij als maatschappij beter van worden.

Wajong - Bijstand

Vanuit het oogpunt van veel belastingbetalende burgers zijn er een hoop mensen die onterecht een uitkering ontvangen. Nou klopt het dat gemeenten veel jongeren die eigenlijk een bijstandsuitkering hadden moeten krijgen naar de Wajong hebben verhuisd, omdat deze uitkering ten laste van het UWV gaat in plaats van uit het gemeentebudget betaald moet worden. De Wajong is echter wel een duurdere uitkering en bovendien levenslang (tenzij de Wajonger doorstroomt naar een betaalde baan, maar dat gebeurt weinig). Het is dus maatschappelijk onwenselijk dat daar mensen onterecht in belanden en dat is dus wel gebeurd.

Er zijn bijvoorbeeld veel jongeren met ADHD in de Wajong terecht gekomen, terwijl het verminderd functioneren ten gevolgen van deze aandoening met medicatie behoorlijk goed tegen te gaan is. Aan de andere kant hebben Wajongers wel een behoorlijk traject doorlopen met keuringsartsen en stagebedrijven, en is hun kans op regulier werk uiterst gering bevonden. De vraag is we ze met het stempel ‘Wajong’ levenslang buiten de arbeidsmarkt willen plaatsen, of moeten zoeken naar andere oplossingen.

Veel Wajongers kunnen intussen beschouwd worden als verloren generatie. Hoe langer iemand niet werkt, hoe moeilijker hij/zij aan werk kan komen. Dat geldt ook voor mensen zonder arbeidshandicap, met een goed CV en met voldoende ervaring. Wajongers voelen intussen hun eigenwaarde in elkaar krimpen. Bijna niemand heeft respect voor je wanneer je een uitkering ontvangt – ook al is dat volkomen terecht – en thuiszitten wordt je ook niet vrolijker van.

Dan is er nog het probleem van de werkgevers; die willen best een maatschappelijk steentje bijdragen, maar hebben door de crisis niet bepaald veel vet op de botten. Dus wie gaat deze jongeren aan banen helpen? Er zijn weinig ondernemers te vinden die dit willen en kunnen ondersteunen. Bij de overheid is ook minder werk te vinden. Kortom, 240.000 Wajongers aan betaalde banen helpen is absoluut niet haalbaar. 10 procent daarvan zou al een enorme prestatie zijn.

Hoe is deze uitzichtloze impasse te doorbreken? Dat kan alleen door een out-of-the-box oplossing. Mijn idee zou zijn om bij de 240.000 Wajongers hun uitkering om te zetten in een arbeidscontract bij nieuw op te richten regionale speciale dienstencentra. Deze speciale dienstencentra zouden volledig gefinancierd worden door de overheid, en dus niet te maken hebben met de keiharde marktwerking van het bedrijfsleven. De centra zouden verschillende diensten kunnen leveren variërend van productiewerk, uitzendwerk en gecoördineerd vrijwilligerswerk. Natuurlijk zou er ook wel wat hersenloos werk bij moeten zitten, maar er is ook voldoende leuk en nuttig vrijwilligerswerk dat de ex-Wajongers zouden kunnen oppakken.

Uiteraard zouden de speciale dienstencentra niet op oneerlijke wijze mogen concurreren met het bedrijfsleven, maar verder zouden ze prima aan vragen kunnen voldoen van ondernemend Nederland. Het verschil met sociale werkplaatsen is dat deze subsidie krijgen, maar verder gewoon als reguliere bedrijven functioneren. Deze combinatie werkt als verkeerde prikkel, want kwetsbare mensen worden dan snel uitgebuit, zodat de bestuurders van de sociale werkplaatsen de subsidies kunnen gebruiken om een concurrentievoordeel mee te behalen over de ruggen van hun werknemers heen.

Speciale dienstencentra zouden niet gemanaged worden als reguliere bedrijven of overheidsinstanties. Het zou een unieke organisatievorm zijn, waarbij zingeving voor de werknemers het absolute hoofddoel is. Natuurlijk is het mooi als de overheid zoveel mogelijk terugverdient op de investering, maar aan de andere kant is elke euro meegenomen. Nu krijgen ze helemaal niks terug van die 240.000 Wajong-uitkeringen. De managers zouden bij het UWV vandaan kunnen komen omdat die de juiste expertise bezitten en daar minder werk hebben als de Wajong verdwijnt.

Op de speciale dienstencentra zouden de managers fungeren als coach van de werknemers om erachter te komen wat ze graag kunnen doen en hoe dit in te passen is in het beschikbare werk. De voormalige Wajongers hebben een vast arbeidscontract, maar dat betekent absoluut niet dat ze 40 uur per week moeten werken. Dit wordt in nauw overleg met hun coaches vastgesteld. Als een werknemer wegens ziekte een jaar niet kan komen is dat geen probleem, want de harde discipline van de markt bestaat hier niet en ontslag evenmin.

Het gaat erom dat mensen graag ergens bij willen horen, dat geeft ze een goed gevoel. Het is helemaal niet noodzakelijk dat ze net zoveel werken als mensen bij reguliere bedrijven of overheidsorganisaties. Zolang ze maar gelukkig zijn. Veel van deze mensen hebben al levens achter de rug die moeilijk genoeg zijn. Tijd om ze wat plezier te geven, en ze uit hun uitzichtloze uitkeringssituatie te halen.

Hoe meer ik hierover nadenk, hoe meer ik het zie zitten. Er zullen vast (organisatorische) nadelen aan dit plan zitten, maar fuck it. Het is in ieder geval duizenden keren positiever dan de huidige kabinetsplannen en iedere betrokken partij wordt er beter van. De overheid kan in één keer 240.000 minder werklozen rapporteren, bedrijven hoeven geen mensen in te huren waar ze eigenlijk geen werk voor hebben en de jong gehandicapten kunnen op een rustige en veilige manier gaan werken aan hun maatschappelijke relevantie. Een win-win-win situatie. Nu het kabinet nog overtuigen…

Levenslust

Komt het ooit nog goed? Ik weet nu pas wat het betekent om verloren te zijn. Niet dat ik het ben (nog niet in elk geval), maar ik begrijp het concept nu heel goed.

Een jongen uit de straat wilde niet meer leven. Hij lijdt aan ADHD. Nu is die aandoening behoorlijk aan inflatie onderhevig, maar het kan echt een ramp zijn. Stel je voor dat je geen enkel gesprek kunt volgen omdat je hersens niet meewerken en dat je zelfs je oude opoe niet kunt bijbenen. Dat alles wat je onderneemt uitloopt in compleet falen en bittere mislukking. Dat is klote. Echt klote.

Nee Jeppe, nu niet meteen in praktische, oplossingsgerichte modus schieten. Natuurlijk is het belangrijk om in een dergelijk geval kleine successen te vieren, maar in dit essay, wil ik puur stilstaan bij ‘het verloren zijn’ en hoe het voelt om altijd in alles te mislukken. Het leven is een groot spel met torenhoge inzet. Daar kom ik steeds meer achter. Het kan zo snel voorbij zijn, en er kan zoveel misgaan… Wanneer ik er soms zo naar kijk, begrijp ik niet hoe iemand het nog trekt…

Want het is niet niks wat je allemaal voor elkaar moet boksen om echt gelukkig te zijn. Je moet gezond zijn en fysiek in balans blijven. Je moet vrienden en familie hebben waarmee je iedere week opnieuw gezellige, sociale dingen onderneemt. Je moet intellectueel uitdagend werk hebben dat ook nog goed betaalt. En je moet ook spiritueel en seksueel nog eens aan je trekken komen. Dit nog even los van de gigantische levensvragen (en doodsvragen) die een mens kunnen overweldigen.
Levenslust

Voor veel mensen is dit geen geringe opgave. Bij mij zit op sociaal vlak het grootste knelpunt, maar dit ervaar ik niet als groot probleem. Ik heb allereerst een fantastisch gezin, en ik heb soms even tijd alleen nodig om m’n energie op te laden. Maar stel nou dat het op alle vlakken (fysiek, sociaal, intellectueel, seksueel, spiritueel) echt slecht gaat, wat dan? Kan iemand je dan nog met een strak gezicht vertellen ‘dat het wel goed komt’? Voor sommige mensen is het keihard werken om er nog wat van te maken. En dan nog is het maar de vraag of het lukt. Geluk is verre van vanzelfsprekend, zelfs in onze maakbare samenleving.

Daarom vind ik het heel begrijpelijk wanneer iemand zichzelf van kant wil maken. Dit leven is een taaie rit en ik heb respect voor iedereen die de strijd aangaat. Ook als je die strijd uiteindelijk verliest kun je rekenen op mijn waardering. Niet dat ik hier zelfmoord wil promoten. Je moet er altijd het beste van proberen te maken, al is het voor je familie. Mijn punt is dat sommige mensen die niet eens hebben.

Een toepasselijke afsluiting vind ik de vaste proost van het personage James Darmody uit de serie Boardwalk Empire: ‘op de verlorenen’ (‘to the lost’). Dat jullie de weg weer terug mogen vinden, waar naar toe dan ook.