De enige acteur die drie Oscars won

Daniel Day Lewis (1957) groeide op in het Londen van de jaren 60’. Zijn vader was een bekend dichter. Hij kreeg een voorname opvoeding met veel aandacht voor welbespraaktheid, maar nauwelijks of geen affectie. Zijn opa was de oprichter van de bekende Britse Ealing Studios, een ouderwetse, intimiderende man die het maar niks vond dat zijn dochter actrice werd. Met een opa als studiobaas, vader als literaire hoogvlieger en moeder als actrice, werd de filmkunst al jong ingeprent bij Daniel.

Maar hij begon zoals vele Britse acteurs in het theater. Hij studeerde aan de toneelschool in Bristol waar ook zijn moeder had gestudeerd. Daarna trad hij toe tot de elite van de Britse toneelwereld; de Royal Shakespeare Company. Hij beschrijft deze elite als een ‘bespottelijke cultuur’ en ging er gebukt onder dat hij er deel van uitmaakte.

Hij kreeg zijn eerste filmrol in Sunday Bloody Sunday en speelde vervolgens in veel BBC kostuumdrama’s. Op de planken speelde hij Hamlet, de vuurproef die alle beroemde Britse acteurs moesten doorstaan. Dit riep veel bij hem op vanwege het vader-element (zijn eigen vader overleed voordat hij bekend werd als acteur). Zeven maanden lang speelde Daniel avond aan avond de Deense prins en dat drukte zwaar op hem. Op een avond bezweek hij tijdens de voorstelling en dat was de laatste keer dat hij Hamlet speelde.

Zijn volgende fase was een serieuze carrière als filmacteur. In My Left Foot gaf hij alles om een verlamde schilder gestalte te geven in een waargebeurd verhaal. Hij viel als een blok voor dit personage en leefde maanden als invalide om het optreden zo realistisch mogelijk te maken. Hij at uitsluitend nog met een theelepeltje. Het leverde hem zijn eerste beeldje op.

De aanpak van Day Lewis om in de huid van een personage te kruipen zette hij voort in zijn volgende rollen. Bijvoorbeeld in Gangs of New York als bendeleider Bill the Butcher. Hij leerde alles over messen en het bewerken van vlees en zijn medespelers vonden hem griezelig in het contact. Of in zijn rol in The Boxer waarvoor hij zoveel trainde dat hij het volgens professionals wel tot de top 10 in de klasse middengewicht had kunnen schoppen. Daniel Day Lewis dompelt zich als acteur helemaal onder in een personage en in een wereld. Zo ontstaat leven dat via hem tot uitdrukking komt.

De voorbereiding van een rol en het optreden putten hem wel steeds helemaal uit, dus nam hij vaak lange pauzes tussen de films die hij koos. In die tijd verdween hij van de radar en ging hij werken als timmerman of schoenmaker in Italië. Hierdoor ontstond een legendarische status rond de acteur. In There Will Be Blood – de tweede rol waarvoor hij een Oscar ontving – kon hij zijn woede, die nog in hem zat door zijn jeugd, een uitlaatklep geven. Dat is een voordeel van het beroep; hij kan zijn verborgen kanten ontdekken, zei de acteur. Maar er is ook een keerzijde; zijn optreden in My Left Foot leverde hem bijvoorbeeld een chronisch pijnprobleem op.

De legendarische regisseur Steven Spielberg wilde niemand anders dan Daniel Day Lewis voor de rol van president Lincoln en hij moest negen jaar op hem wachten. Toen was Daniel klaar voor de rol van zijn leven die wederom goed was voor een Oscar voor Beste Mannelijke Hoofdrol. Daarmee liet hij zijn leermeesters, inclusief zijn favoriete acteur Marlon Brando, achter zich.

Zijn laatste film was Phantom Thread uit 2017 van Paul Thomas Anderson waarin hij de complexe kleermaker Reynolds Woodcock portretteerde. Daarna heeft hij zich met zijn vrouw teruggetrokken in het rustige Ierland. Hij heeft nooit van drukte gehouden of om beroemdheid gegeven. Zijn acteren gebruikte hij als therapie om momenten uit zijn jeugd terug te halen. Maar het lijkt erop dat hij genoeg therapie heeft gehad. Daniel is met pensioen en het is maar zeer de vraag of we de acteur ooit nog terug gaan zien op het witte doek. Zijn nalatenschap geeft in ieder geval genoeg stof om nog lang van te genieten en voor andere acteurs om te benijden.

Acteur Daniel Day-Lewis – De erfgenaam
Avro Tros | Close Up | 26 jan 2022
Zie: https://www.avrotros.nl/close-up/gemist/detail/acteur-daniel-day-lewis-de-erfgenaam/

Academy Award voor beste vrouwelijke hoofdrol
Het record voor het vaakst winnen van de Oscar voor beste vrouwelijke hoofdrol staat op vier. Katharine Hepburn mocht maar liefst vier keer met het beeldje naar huis gaan. Frances McDormand won net als Daniel Day Lewis drie Oscars voor beste vrouwelijke hoofdrol. Er zijn in totaal dertien actrices die er twee wonnen. Meryl Streep is de recordhoudster voor de meeste nominaties (zeventien).

1932/1933: Katharine Hepburn (Morning Glory)
1967: Katharine Hepburn (Guess Who’s Coming to Dinner)
1968: Katharine Hepburn (The Lion in Winter)
1981: Katharine Hepburn (On Golden Pond)

1996: Frances McDormand (Fargo)
2017: Frances McDormand (Three Billboards Outside Ebbing, Missouri)
2020: Frances McDormand (Nomadland)

Tonio: De Film

Afgelopen week zag ik deze verfilming van het nu al klassieke boek van A.F.Th. van der A. over de dood van zijn enige zoon Tonio: het gevolg van een aanrijding op eerste Pinksterdag 2010.

Ik vond het een steengoede film met onvergetelijke rollen van Pierre Bokma en Rifka Lodeizen als de ouders, en de jonge Chris Peters als Tonio. Dit is een terechte inzending voor de Oscars volgend jaar.

Maar ik vond het ook een bijzonder moeilijke film om te kijken om twee redenen. Ten eerste is het zo’n persoonlijk en tragisch verhaal waar je in gezogen wordt en met zulke sympathieke hoofdpersonen. Net als het boek slaagt ook de film erin je echt metgezel te maken van de ouders Adri en Mirjam.

Ten tweede wil je zo erg niet dat er gebeurt wat er gebeurt. De politie die aanbelt, de rit naar het ziekenhuis, de artsen die nog proberen Tonio’s leven te redden… Je weet wat er gaat komen, maar toch zit je voortdurend te denken; ‘kom op., laat het toch nog als door een wonder goedkomen. Het was uiteindelijk allemaal maar een nare droom.’ Maar de waarheid is onontkoombaar. En elke keer als je dat laat doordringen als kijker kom je zelf in het rouwproces terecht. Dit is erg knap gedaan van regisseur Paula van der Oest en scenarioschrijver Hugo Heinen.

Net als het boek bestaat de rest van de film uit herinneringen van de ouders aan hun verlegen en sympathieke zoon Tonio, en uit hun beginnende rouwproces. Adri stort zich op het schrijven en zoekt tegelijkertijd als een bezetene uit wat zich tijdens de fatale nacht heeft afgespeeld. Mirjam probeert zich staande te houden en is vooral bang dat de dood van Tonio haar en Adri uit elkaar zal drijven. Uiteindelijk weet je dat ze het gaan redden samen hoe moeilijk dit ook zal gaan.

De film eindigt te abrupt, maar dat zal een bewuste keuze geweest zijn. Je wilt niet dat het voorbij is; je wilt in de herinneringen blijven hangen. De tijd rekken – net als de vader probeert met zijn schrijven – om Tonio zo lang mogelijk in leven te houden.

Maar dan wordt het beeld zwart en moet het echte rouwproces – zal het ooit overgaan? – toch echt beginnen. Diep respect voor de ouders om dit belangrijke verhaal te delen, en chapeau voor de filmmakers die geen betere verfilming hadden kunnen maken. Tonio blijft in mijn hart en dat zal voor vele mensen gelden.

tonio-de-film

The Hateful Eight (recensie)

The Hateful Eight

In de aankondiging van ‘Kill Bill: Vol II’ in 2005 werd gesproken van ‘the fifth film by Quentin Tarantino’. Een marketing dingetje, want het was natuurlijk nog steeds zijn vierde film. Nu komt hij met: ‘the 8th film by Quentin Tarantino’ en op het moment dat deze titel in beeld kwam wist ik het al: dit wordt een topfilm. En die verwachting kwam 100% uit. Ik hoorde in de bioscoop om me heen wat klachten – en ook veel recensies hadden de nodige kritiek – maar ik vond het de beste Tarantino in tijden. De klagers hebben het duidelijk niet begrepen.

Ik houd van mooie introscenes en Tarantino heeft er verschillende van op zijn naam staan (‘Reservoir Dogs’, ‘Kill Bill: Vol I’ & ‘Inglourious Bastards’). ‘The Hateful Eight’ mag direct aan dit rijtje toegevoegd worden. Het is heel minimalistisch: simpele titels tegen kale bomen in een ruig sneeuwlandschap, prachtig geschoten (Oscar nominatie), en een waanzinnig goede muzikale score (ook Oscar nominatie) van Ennio Morricone (ik dacht dat de maestro nu wel te oud zou zijn voor dit werk, how wrong I was). Van de muziek gaat grote dreiging en spanning uit. Er staat iets gigantisch te gebeuren…

Dan verschijnt een koets in beeld met premiejager John Ruth (Kurt Russell) aan boord. Hij vervoert de bloedlinke gevangene Daisy Domergue (Jennifer Jason Leigh) die 10.000 dollar waard is. Ruth is van plan deze beloning te incasseren. Waarom hij haar niet gewoon doodschiet terwijl de beloning voor dead or alive geldt, is omdat hij niet graag de beul van zijn brood berooft. Een man met principes dus. Onderweg pikt hij aarzelend twee lifters (Samuel L. Jackson en Walter Goggins) op, paranoia dat ze er met zijn beloning vandoor willen gaan. Dan stranden ze in een loge en moeten ze met vier andere gevaarlijk ogende reizigers een sneeuwstorm uitzitten. Vanaf dat moment is de vraag wat de echte motivaties van deze mensen zijn en wie in deze slangenkuil het eerste gaat bijten. Hoeveel van de acht zouden levend het pand gaan verlaten? Weinig, Tarantino kennende.

‘The Hateful Eight’ doet in meerdere opzichten denken aan ‘Reservoir Dogs’, Tarantino’s veelgeprezen debuutfilm van alweer 24 jaar geleden. Het speelt zich grotendeels op één locatie af alsof het een theater is, bevat veel horrorachtig geweld waarbij liters bloed worden vergoten en komt op gepaste momenten met een flashback waarin we meer te weten komen over de achtergrond van sommige personages. In de 24 jaar dat zijn carrière nu duurt is Tarantino volwassen geworden als regisseur. Oké, er zit een ontploffend hoofd in, maar het is misschien wel zijn meest volwassen film sinds ‘Jackie Brown’. Hij heeft nu zoveel vaardigheid opgebouwd dat hij met enorm veel bravoure en zelfvertrouwen de gebeurtenissen in de loge laat voltrekken. Hij neemt de tijd – bijna drie uur – maar de opbouw en stijl zijn zo meesterlijk dat het bijna ongemerkt voorbij gaat.

Tarantino houdt van groepen: the Reservoir Dogs, the Deadly Viper Assassination Squad, the Inglourious Basterds. Daar mag nu the Hateful Eight aan worden toegevoegd. Een gelegenheidsformatie bestaande uit echte rouwdouwers die elkaar voortdurend naar het leven staan. Dit is weliswaar een noodzaak in dit tijdperk van doden of gedood worden, maar behalve noodzaak genieten zij ook van elkaars pijn en zijn daarmee inderdaad ‘The Hateful Eight’, Tarantino’s versie van ‘The Magnificent Seven’.

Zoals we van hem gewend zijn, zijn de dialogen fantastisch (en vaak hilarisch). Tarantino heeft zich echt diepgaand verdiept in de tijden waarin dit verhaal zich afspeelt, waardoor hij de karakters echt tot leven weet te wekken. Toch bleef een Oscarnominatie voor beste screenplay uit en ook voor beste regie. Vreemd, vreemd, vreemd. Ook de acteurs – die zonder uitzondering geweldig zijn – moeten het zonder nominatie stellen, behalve Jennifer Jason Leigh voor beste vrouwelijke bijrol. De Academy en een deel van het publiek mogen deze film dan niet voldoende credits geven, van mij krijgt de achtste film van Tarantino een dikke negen. Dit is een western zoals alleen een meesterregisseur hem kan maken.

The Godfather: Part II (1974)

Directed by:
Francis Ford Coppola

Written by:
Mario Puzo (novel / screenplay)
Francis Ford Coppola (screenplay)

Cast:
Al Pacino (Don Michael Corleone), Robert Duvall (Tom Hagen), Diane Keaton (Kay Adams), Robert DeNiro (Vito Corleone), John Cazale (Fredo Corleone), Talia Shire (Connie Corleone), Lee Strasberg (Hyman Roth), Michael V. Gazzo (Frankie Pentangeli), G.D. Spradlin (Senator Pat Geary), Richard Bright (Al Neri)

Francis Ford Coppola’s The Godfather: Part II is a rare sequel that not only lives up to the legacy of its predecessor but in many ways deepens and expands it. Rich with atmosphere, emotional depth, and moral complexity, this beautifully dark chapter in the Corleone saga is, indeed, an offer you can’t refuse.

Following the immense success of the 1972 classic, a sequel was greenlit almost immediately. However, with only a small portion of unused material from Mario Puzo’s original novel – the early life of Vito Corleone – Coppola and Puzo crafted an original narrative chronicling Michael Corleone’s reign as head of the family, interwoven with the rise of his father, Vito. These parallel timelines form the heart of Part II, highlighting both the legacy and the transformation of the Corleone family.

In Vito’s storyline, we witness his arrival in New York as a young immigrant, escaping the trauma of his family’s murder in Sicily. As he grows up, he confronts the oppressive rule of a local crime boss and takes the first steps toward becoming a benevolent – but ruthless – leader within the community. Robert De Niro is mesmerizing as the young Vito, embodying the character with subtlety and strength, and earning a well-deserved Academy Award for Best Supporting Actor.

Meanwhile, Michael’s narrative unfolds in stark contrast. Now at the height of his power, Michael strives to legitimize the family business and expand into Cuba, partnering with the aging Hyman Roth. But betrayal and deception close in from all sides. Al Pacino delivers a haunting performance as a man consumed by control, paranoia, and an increasingly cold detachment from those closest to him. Despite the role being arguably the pinnacle of his career, Pacino was controversially overlooked by the Academy.

The film’s production design by Dean Tavoularis and the moody, shadow-drenched cinematography by Gordon Willis once again elevate the storytelling to operatic heights. But it’s the ensemble cast that truly shines – John Cazale as the fragile Fredo, Robert Duvall’s solid Tom Hagen, Diane Keaton’s heart-wrenching portrayal of Kay, and powerful additions like Lee Strasberg as Roth and Michael V. Gazzo as Pentangeli.

Coppola’s structural innovation – juxtaposing father and son at similar ages – profoundly enriches the film. While both Vito and Michael are motivated by a desire to protect and provide for their families, their approaches – and ultimate fates – are starkly different. Vito, though a criminal, retains warmth and humanity; Michael becomes increasingly isolated, sacrificing everything in his quest for power.

This is essentially the story of Michael Corleone’s downfall. He may get to keep his power, but he is completely lost, not understanding anymore how his actions have a destructive effect on his environment. He is now estranged from his wife and then from all others around him.

In the first movie, when Michael has the heads of the Five Families murdered, it is very satisfying, but when he deals with his enemies – including his own brother – at the end of The Godfather: Part II, it has completely the opposite effect. Michael’s transformation, which started in the first movie, is now complete. He is alone with all his power and it is with that frightening image that Coppola ends this remarkable film.

Rating:

Quote:
MICHAEL CORLEONE: Connie, if you don’t listen to me and marry this man… you’ll disappoint me.

Trivia:
Marlon Brando and Robert DeNiro are the only two actors to ever win separate Oscars for playing the same character. Brando won Best Actor for playing Vito Corleone in The Godfather (1972) and DeNiro won Best Supporting Actor for playing Vito Corleone in its sequel and prequel The Godfather: Part II (1974)