Recensie: Cinema Speculation (Quentin Tarantino)

Onlangs heeft Mr. Quentin Tarantino zijn tweede boek afgeleverd na ‘Once Upon a Time in Hollywood’ vorig jaar. Het heet ‘Cinema Speculation’ en is een non-fictieboek over films uit de jaren 70’, het tijdperk van zijn jeugd en volgens de de schrijver-regisseur het beste tijdperk voor films in Hollywood ooit. (Voor mij is dat de jaren 90’, het filmdecenium van mijn jeugd waarin Tarantino als regisseur een grote rol speelde).

Tijdens het lezen had ik voortdurend IMDb openstaan om de titels op te zoeken die QT beschrijft. Één van de eerste films die hij analyseert is Joe van John G. Avildsen (regisseur van Rocky en The Karate Kid). Het gaat over een right wing gun nut die hippies haat en ze wel wil vermoorden en dat op een gegeven moment ook gaat doen… Duidelijke inspiratie voor Once Upon a Time in Hollywood lijkt me.

Zijn moeder en haar vele vriendjes namen de jonge QT (vanaf 7 jaar) mee naar de meest gewelddadige films uit die tijd. Hij zag slechte exploitatiefilms, maar ook vele klassiekers, zoals de Dollars trilogie van Sergio Leone (zijn favoriete regisseur), Where Eagles Dare, Dirty Harry, The Godfather en The Wild Bunch. Hij was meestal het enige kind in een zaal vol volwassenen en begreep niet altijd alles van de films. Zo snapte hij niet dat de freeze frame op het einde van Butch Cassidy and the Sundance Kid betekende dat de hoofdpersonen dood gingen. Maar een voorwaarde van zijn moeder was dat hij geen domme vragen mocht stellen.

Zijn moeder ging een tijdje uit met zwarte mannen en die namen hem af en toe mee naar Blaxploitation films. Zo zag hij met een bijna volledig zwart publiek de film Black Gunn met Jim Brown. Hij observeerde goed hoe het publiek reageerde op zo’n film en op de acteurs. Hier heeft Tarantino zijn voornaamste opleiding genoten: in de bioscoopzaal. Vaak bij geweldige Double en Triple Bills die ze in die tijd nog vertoonden in de bioscopen in Los Angeles.


Op de cover: Regisseur Sam Peckinpah en filmster Steve McQueen op de set van The Getaway.

De film maestro geeft verschillende films een eigen hoofdstuk, zoals Bullitt met Steve McQueen (Steven Spielberg werkt momenteel aan een nieuwe interpretatie van deze klassieker). Bullitt herinnert men zich vooral vanwege de auto-achtervolging. Het plot kan niemand je meer vertellen (dat klopt). McQueen was de grootste ster van die tijd naast Newman en Beatty. Hij doet bijna niets in de film, schrijft Tarantino, maar toch is hij geweldig om naar te kijken. Hij acteert minimalistisch. Plus, hij is cool als agent Frank Bullitt omdat hij nooit zijn ‘cool’ verliest in tegenstelling tot andere helden. Als zijn onredelijke baas hem op zijn nek zit, reageert hij helemaal niet. ‘He doesn’t engage’.

De volgende film die hij in detail bespreekt is Dirty Harry, de klassieker die van Eastwood de grootste actiester maakte en van Don Siegel de beste actie-regisseur naast Peckinpah. De invloed van Dirty Harry kan niet onderschat worden. Samen met The French Connection luidde de film de transitie in van westerns naar politiefilms. Het is ook de eerste echte seriemoordenaar-film. Harry neemt het op tegen Scorpio, een fictieve versie van San Francisco’s echte Zodiac killer. The Silence of the Lambs en Se7en zijn de kinderen van Dirty Harry.

De samenleving was aan het veranderen in de jaren 70’, schrijft de auteur. De politie neemt het op voor de boeven, zo was soms de perceptie. Met Dirty Harry kregen de angstigen een held met een .44 kaliber Magnum aan hun zijde. Een held die een groep Black Panther-achtige overvallers uitschakelt terwijl hij een hotdog eet. En een held die het recht in eigen hand neemt als een zaak daarom vraagt. Curieus genoeg heeft het (volgens QT zwakke) vervolg Magnum Force de tegenovergestelde boodschap. Hierin neemt Harry het juist op tegen een groep moordenaars die criminelen zonder proces executeren.

Geweld speelt een grote rol in Tarantino’s films en dit is ook iets dat hij opikte in de glorieuze jaren 70’. Bijvoorbeeld bij de fantastische Double Bill Deliverance en The Wild Bunch. De eerste bevat een schokkende homoseksuele verkrachting. The Wild Bunch eindigt in één van de bruutste grafische geweldsexplosies uit de filmgeschiedenis. Ik bedenk me nu dat de man in Deliverance verkracht wordt door een echte hillbilly. Zou dat inspiratie hebben gevormd voor de verkrachting van Marcellus Wallace door hillbilly Zed in Pulp Fiction? Hoe het ook zij: wat Quentin schrijft over die scène klopt; in plaats van dat je wegkijkt van zoiets gruwelijks kun je je ogen er niet vanaf houden. Kennelijk heeft geweld iets fascinerends voor mensen en is film een ideaal medium om dit kanaliseren.

In de jaren 80’ veranderde dit in veel films. Hollywood ging self-censorship toepassen. De enige niet niet-compromitterende regisseurs uit deze jaren waren Lynch, Verhoeven, Cronenberg, Ferrera, Gilliam en De Palma (soms). Niet toevallig allemaal behorend tot mijn favoriete filmmakers aller tijden. Tarantino klaagt over het gebrek aan immorele, onsympathieke karakters in films uit die tijd. Personages als Parker uit Richard Stark’s boekenserie, waarvan de eerste verfilming The Outfit ook een eigen hoofdstuk krijgt in ‘Cinema Speculation’. Tarantino heeft zelf overwogen om een ‘Parker’ verfilming te doen in de jaren 90’ met Robert De Niro (als Parker), Harvey Keitel en Pam Grier in de hoofdrollen. Hij heeft spijt dat hij dit niet heeft gedaan en ik ook! Nu is Payback de enige Parker-verfilming uit dit decennium en hoewel het een prima film is was die van Tarantino ongetwijfeld beter geworden.

Wat is het speculatieve aspect van het boek uit de titel? Tarantino schrijft over de mogelijkheid dat Brian de Palma en niet Scorsese de film Taxi Driver zou hebben gemaakt. Blijkbaar was dat bijna gebeurd, maar vond De Palma de kans op een negatief financieel resultaat te groot (vreemde angst voor een regisseur, maar De Palma kende de noodzaak van een gat in de markt vinden en films te blijven maken). Als hij het gedaan had, was het ongetwijfeld meer een politieke thriller geworden. Bovendien had waarschijnlijk Jeff Bridges in plaats van De Niro Travis Bickle gespeeld en was de pooier waarschijnlijk zwart geweest zoals in het script en dus door een andere acteur gespeeld. Stel je voor, Taxi Driver zonder Harvey Keitel!

Is het boek een aanrader? Absoluut. Dat Tarantino kan schrijven is bekend. Daarnaast heeft de man ongelofelijk veel kennis en inzichten in het Hollywood van die tijd. Een must-read voor cinema fans dus. Wel een waarschuwing; je ‘to watch list’ wordt wel een heel stuk langer door het lezen van dit boek. De film waar ik me het meeste op verheug na het lezen van ‘Cinema Speculation’? Dat is Rolling Thunder over een getraumatiseerde Vietnam veteraan (nog zo’n echt jaren 70’ thema) die op jacht gaat naar een bende die hem in zijn huis hebben gemarteld en zijn vrouw en zoontje hebben vermoord. De lofzang die Tarantino over deze door Paul Schrader (Taxi Driver) geschreven film afsteekt maakt hem onweerstaanbaar. Het is er slechts één van vele.

Lees ook: QT8: The First Eight

Kenmerken van een échte held

Door Jeppe Kleyngeld

Ash, The Dude, James Bond, Raoul Duke… ga zo maar door. Ik heb een hoop helden gekend in mijn 33-jaar lange – en ik mag gelukkig zeggen zeer rijke – leven. Maar als ik moet schrijven over wat een echte held typeert, kies ik instinctief toch meteen voor The Man with No Name, het stoere, rauwe en eervolle, door Clint Eastwood vertolkte personage in Sergio Leone’s befaamde Dollars trilogie. En dan specifiek het eerste deel van het drieluik: A Fistful of Dollars (1964).

Het personage lijkt in eerste instantie een opportunist, die tussen twee rivaliserende bendes in gaat staan en geld verdient aan het vermoorden van bendeleden aan beide kanten en het doorsluizen van informatie. Maar hij is geen opportunist. Vanaf het begin is hij betrokken bij de goede mensen in het verhaal. Zij worden onderdrukt door de bendes en The Man with No Name zet alles in wat hij heeft om ze te helpen. Ook het geld dat hij verdient met het omleggen van de slechteriken geeft hij aan de arme mensen. En hij wil er niks terug voor hebben. Op de momenten dat hij niet ingrijpt, heeft dat puur te maken met zijn scherpe intellect. Hij weet dat het soms beter is om zijn tijd af te wachten, om uiteindelijk te kunnen zegevieren.

Wat kenmerkt nu dit personage dat zonder twijfel een inspirerend rolmodel is? Ik noem er vijf.

1. Hij is onbevreesd
The Man with No Name rijdt een beangstigend stadje binnen waar direct een dode man op een paard voorbij komt rijden. Op zijn rug staat ‘Adios Amigo’ geschreven, zien we als het paard waar de dode man op zit langs Eastwood de woestijn in rijdt. Geen probleem, Eastwood heeft zijn doel duidelijk voor ogen en hij treedt het zonder angst tegemoet. Als hij al angst heeft, laat hij zich er in ieder geval niet door weerhouden zijn doelen na te streven.

2. Hij betaalt zijn schulden
Bij binnenkomst in het dode stadje, wordt hij direct beschoten door een stel dronken bandito’s. Hij duikt onder in een herberg, waar hij wat eten en drinken krijgt van de sympathieke eigenaar. Deze man waarschuwt hem gelijk dat als hij blijft, hij zo goed als zeker vermoord zal worden in de strijd tussen de twee clans: de Baxters en de Rojos. Maar omdat The Man with No Name de herbergier niet kan betalen, blijft hij toch net zo lang tot hij genoeg verdiend heeft om hem terug te betalen. Dat getuigt van respect voor de gewone, werkende man.

The Man with No Name 3

3. Hij neemt het op voor de zwakkeren
Legendarisch is de scene waarin ‘The Man’ langs de doodgraver loopt (‘get three coffins ready’) en recht op de mannen af wandelt die hem bij het betreden van de stad hebben beschoten. Hij confronteert ze met hun gedrag en neemt het daarbij op voor zijn paard: ‘He is feeling real bad, my mule. You see, he got all riled up when you fired those shots at his feet. You see, I understand that you were just playing’ around. But the mule, he just doesn’t get it. Of course, if you were to all apologize…’ De bandieten lachen hartelijk om zijn verzoek. ‘I don’t think it’s nice, you laughing’, vervolgt hij, nu met een heel gevaarlijke uitdrukking op zijn gezicht. ‘See, my mule don’t like people laughing. He gets the crazy idea you’re laughing at him. Now, if you apologise, like I know you’re going to, I might convince him that you really didn’t mean it.’  10 seconden later zijn de bandieten dood. Eastwood heeft zich alleen vergist in aantal, dus voert hij de bestelling op bij de doodgraver: ‘My mistake. Four coffins.’  Cooler is niet mogelijk.

4. Hij lijdt ook pijn
The Man with No Name is niet een held wie alles altijd maar gemakkelijk afgaat. Nadat hij de onderdrukte vrouw Marisol heeft bevrijd van de slechte Ramón Rojos en heeft herenigd met haar zoontje Jezus, wordt zijn dubbele agenda ontdekt door Ramón. Hij krijgt een genadeloos pak slaag wat hem bijna het leven kost. Wie zijn doel wil bereiken, moet soms pijn lijden. The Man ondergaat dat als een echte man wat veel respect verdient.

5. Hij heeft niet alleen vaardigheden, hij is ook intelligent
Bandiet Ramon weet het goed te omschrijven; ‘I don’t like that Americano. He is too smart to be just a hired fighter. When someone with that face works with his gun, you can count on two things. He’s fast on the trigger, but he’s also intelligent.’ Hij lijkt tegen het einde van de film echter zijn eigen les vergeten te zijn. Hoe vaak hij The Man ook neerschiet, hij blijft maar opstaan. Een kogelvrij vest kan wonderen doen. Deze scene werd ook bewonderd door Biff Tannen in Back to the Future: Part II. In hoeverre dat een aanbeveling is, valt te bezien, maar een feit blijft dat ze niet veel slimmer komen als The Man with No Name. En hij wint het gevecht uiteindelijk, het laatste kenmerk van deze held der helden. Wat een held, niet?

Once Upon a Time in the West

Director: Sergio Leone
Written by: Dario Argento, Bernardo Bertolucci, Sergio Leone, Sergio Donati
Cast: Claudia Cardinale, Henry Fonda, Jason Robards, Charles Bronson

Year / Country: 1968, Italy, USA
Running Time: 159 mins.

Sergio Leone, master of the spaghetti western, did it again. Only two years after completing the ‘Dollar Trilogy’ with the masterful The Good, The Bad and the Ugly, he is back with an equally impressive Wild West opera. His track record may be small with only seven features, but Leone is probably the only director who completed four masterpieces in a five-year time span. And what a way to end his brilliant streak: Once Upon a Time in the West is without a doubt the greatest testament that the Wild West ever got. It is my favorite movie of all time only after GoodFellas.

The classic opening scene is almost like a short film in itself, starring Jack Elam, Woody Strode and Al Mulock. The three men in dusters are killing time (and flies) on a train station while waiting for the arrival of the mysterious Harmonica (Bronson), who has unfinished business with their evil boss Frank (Fonda). When Harmonica finally arrives, he effectively rids himself of these three in a hyper tense Mexican standoff. Leone allegedly wanted to cast Clint Eastwood, Eli Wallach and Lee Van Cleef in these roles to symbolically end his ‘Dollar’ period.

Essentially, this is a revenge film, since Harmonica’s quest for vengeance is central to the plot. However, the screenplay is much richer than that. It is about the death of the old West and the birth of the new civilized frontier. Old hardened men, such as Harmonica and Cheyenne (Robards) are replaced by businessmen who build railroads all across the country. These innovations mark the arrival of civilization and culture to the West. But the old mythic heroes won’t go without a good fight. Harmonica spends a good deal of his time trying to seduce Frank to a duel. Their final ‘dance of death’ is one of the greatest pieces of cinema I have ever seen in my life. In a flashback we finally learn why Harmonica is after Frank and his entire identity suddenly makes perfect sense. The music is stunning and to this day can make me tremble. Truly beautiful.

But the film contains many more memorable moments. The introduction of every character for example, is accompanied by their own personal musical score composed by Ennio Morricone, who is once again in top shape. Leone uses the music like a pro with impeccable timing. For example whenever a character dies, the beat stops instantly. As we would expect of Leone, the film also contains fantastic dialogues, peppered with the best oneliners the West has heard before or since. Locations are fantastic as well, ranging from minimalistic to extremely extensive, such as the town of Flagstone where Jill (Cardinale) arrives in the beginning of the film. The beautiful exterior scenes were shot in both Spain and the USA.

Unlike the films from the ‘Dollar Trilogy’, the story of Once Upon a Time in the West is almost entirely made up of references to classic American Westerns. Leone’s style is different as well. It is slower and more sombre in theme, but still very tongue-in-cheek. However successful in Europe upon release, it got negative critical response in the US and was a financial flop. Now it is generally acknowledged as a masterpiece and one of the best westerns ever made. So buy the ticket and take the ride, amigo. To the next station only.

Rating:

Biography: Sergio Leone (1929, Rome – 1989, Rome) made his debut in the cinema working as a voluntary assistant and extra, among other things, in The Bicycle Thieves by Vittorio de Sica. Later, he became assistant director to Mario Bonnard. In 1959, when Bonnard was ill, he took over from him on the set of The Last Days of Pompeii. In 1961 he directed his first full-length film: The Colossus of Rhodes. But the film that was to bring him to the general attention came out in 1964: A Fistful of Dollars. His next films, For a Few Dollars More and The Good, The Bad and the Ugly complete what came to be known as the Dollars Trilogy and were a great box-office success. He would only make three more films before tragically passing away in 1989. He was taken from us by a heart attack in his house in Rome, while working on an ambitious project for a film on the Siege of Leningrad.

Filmography: The Colossus of Rhodes (1961), A Fistful of Dollars (1964), For a Few Dollars More (1965), The Good, The Bad and the Ugly (1966), Once Upon a Time in the West (1968), A Fistful of Dynamite (1971), Once Upon a Time in America (1984)

For a Few Dollars More

Director: Sergio Leone
Written by: Fulvio Morsella, Sergio Leone, Luciano Vincenzoni
Cast: Clint Eastwood, Lee Van Cleef, Gian Maria Volontè

Year / Country: 1965, Italy, Spain, West Germany
Running Time: 126 mins.

A credit sequence can make or break a movie, and I’ve always loved the one that opens For a Few Dollars More. A lone rider approaches in an extreme long shot. Suddenly, a rifle cracks, the rider falls, and the horse gallops off. Then Ennio Morricone’s score bursts in, and the credits roll. Simple, yet brilliant.

Next, a title card appears: “Where life had no value, death, sometimes, had its price. That is why the bounty killers appeared.” In the first half hour, we’re introduced to the film’s three central figures. Colonel Mortimer (Lee Van Cleef) and Monco (Clint Eastwood) are rival bounty hunters who form an uneasy alliance to take down the deranged bandit El Indio (Gian Maria Volontè).

This second installment in Sergio Leone’s world-famous ‘Dollars Trilogy’ is a tense, action-packed rollercoaster. Just one year after the excellent A Fistful of Dollars, Leone delivers an even more stylish and accomplished Western. It’s also the funniest film of his career.

The decision to cast Lee Van Cleef as Eastwood’s ultra-cool counterpart was inspired. Few actors could match Eastwood’s screen presence, but Van Cleef not only holds his own, he arguably matches him in sheer badassery. Volontè, already a memorable villain in A Fistful of Dollars, turns in an even more manic, menacing performance here. His gang of outlaws, including a wonderfully twitchy Klaus Kinski, adds further flavor to the mix.

If the film has a flaw, it’s that its pacing is occasionally uneven. Some sequences, like the El Paso bank heist, drag a bit. But this is a minor gripe in a film overflowing with memorable moments, sharp dialogue, and unforgettable characters. Leone’s blend of style, suspense, and morbid humor has rarely been better.

And the ending – well, no spoilers – but suffice to say, it’s one of those perfectly twisted moments that’s sure to leave a massive grin on your face.

Rating:

Biography: Sergio Leone (1929, Rome – 1989, Rome) made his debut in the cinema working as a voluntary assistant and extra, among other things, in The Bicycle Thieves by Vittorio de Sica. Later, he became assistant director to Mario Bonnard. In 1959, when Bonnard was ill, he took over from him on the set of The Last Days of Pompeii. In 1961 he directed his first full-length film: The Colossus of Rhodes. But the film that was to bring him to the general attention came out in 1964: A Fistful of Dollars. His next films, For a Few Dollars More and The Good, The Bad and the Ugly complete what came to be known as the Dollars Trilogy and were a great box-office success. He would only make three more films before tragically passing away in 1989. He was taken from us by a heart attack in his house in Rome, while working on an ambitious project for a film on the Siege of Leningrad.

Filmography: The Colossus of Rhodes (1961), A Fistful of Dollars (1964), For a Few Dollars More (1965), The Good, The Bad and the Ugly (1966), Once Upon a Time in the West (1968), A Fistful of Dynamite (1971), Once Upon a Time in America (1984)