Recensie: Cinema Speculation (Quentin Tarantino)

Onlangs heeft Mr. Quentin Tarantino zijn tweede boek afgeleverd na ‘Once Upon a Time in Hollywood’ vorig jaar. Het heet ‘Cinema Speculation’ en is een non-fictieboek over films uit de jaren 70’, het tijdperk van zijn jeugd en volgens de de schrijver-regisseur het beste tijdperk voor films in Hollywood ooit. (Voor mij is dat de jaren 90’, het filmdecenium van mijn jeugd waarin Tarantino als regisseur een grote rol speelde).

Tijdens het lezen had ik voortdurend IMDb openstaan om de titels op te zoeken die QT beschrijft. Één van de eerste films die hij analyseert is Joe van John G. Avildsen (regisseur van Rocky en The Karate Kid). Het gaat over een right wing gun nut die hippies haat en ze wel wil vermoorden en dat op een gegeven moment ook gaat doen… Duidelijke inspiratie voor Once Upon a Time in Hollywood lijkt me.

Zijn moeder en haar vele vriendjes namen de jonge QT (vanaf 7 jaar) mee naar de meest gewelddadige films uit die tijd. Hij zag slechte exploitatiefilms, maar ook vele klassiekers, zoals de Dollars trilogie van Sergio Leone (zijn favoriete regisseur), Where Eagles Dare, Dirty Harry, The Godfather en The Wild Bunch. Hij was meestal het enige kind in een zaal vol volwassenen en begreep niet altijd alles van de films. Zo snapte hij niet dat de freeze frame op het einde van Butch Cassidy and the Sundance Kid betekende dat de hoofdpersonen dood gingen. Maar een voorwaarde van zijn moeder was dat hij geen domme vragen mocht stellen.

Zijn moeder ging een tijdje uit met zwarte mannen en die namen hem af en toe mee naar Blaxploitation films. Zo zag hij met een bijna volledig zwart publiek de film Black Gunn met Jim Brown. Hij observeerde goed hoe het publiek reageerde op zo’n film en op de acteurs. Hier heeft Tarantino zijn voornaamste opleiding genoten: in de bioscoopzaal. Vaak bij geweldige Double en Triple Bills die ze in die tijd nog vertoonden in de bioscopen in Los Angeles.


Op de cover: Regisseur Sam Peckinpah en filmster Steve McQueen op de set van The Getaway.

De film maestro geeft verschillende films een eigen hoofdstuk, zoals Bullitt met Steve McQueen (Steven Spielberg werkt momenteel aan een nieuwe interpretatie van deze klassieker). Bullitt herinnert men zich vooral vanwege de auto-achtervolging. Het plot kan niemand je meer vertellen (dat klopt). McQueen was de grootste ster van die tijd naast Newman en Beatty. Hij doet bijna niets in de film, schrijft Tarantino, maar toch is hij geweldig om naar te kijken. Hij acteert minimalistisch. Plus, hij is cool als agent Frank Bullitt omdat hij nooit zijn ‘cool’ verliest in tegenstelling tot andere helden. Als zijn onredelijke baas hem op zijn nek zit, reageert hij helemaal niet. ‘He doesn’t engage’.

De volgende film die hij in detail bespreekt is Dirty Harry, de klassieker die van Eastwood de grootste actiester maakte en van Don Siegel de beste actie-regisseur naast Peckinpah. De invloed van Dirty Harry kan niet onderschat worden. Samen met The French Connection luidde de film de transitie in van westerns naar politiefilms. Het is ook de eerste echte seriemoordenaar-film. Harry neemt het op tegen Scorpio, een fictieve versie van San Francisco’s echte Zodiac killer. The Silence of the Lambs en Se7en zijn de kinderen van Dirty Harry.

De samenleving was aan het veranderen in de jaren 70’, schrijft de auteur. De politie neemt het op voor de boeven, zo was soms de perceptie. Met Dirty Harry kregen de angstigen een held met een .44 kaliber Magnum aan hun zijde. Een held die een groep Black Panther-achtige overvallers uitschakelt terwijl hij een hotdog eet. En een held die het recht in eigen hand neemt als een zaak daarom vraagt. Curieus genoeg heeft het (volgens QT zwakke) vervolg Magnum Force de tegenovergestelde boodschap. Hierin neemt Harry het juist op tegen een groep moordenaars die criminelen zonder proces executeren.

Geweld speelt een grote rol in Tarantino’s films en dit is ook iets dat hij opikte in de glorieuze jaren 70’. Bijvoorbeeld bij de fantastische Double Bill Deliverance en The Wild Bunch. De eerste bevat een schokkende homoseksuele verkrachting. The Wild Bunch eindigt in één van de bruutste grafische geweldsexplosies uit de filmgeschiedenis. Ik bedenk me nu dat de man in Deliverance verkracht wordt door een echte hillbilly. Zou dat inspiratie hebben gevormd voor de verkrachting van Marcellus Wallace door hillbilly Zed in Pulp Fiction? Hoe het ook zij: wat Quentin schrijft over die scène klopt; in plaats van dat je wegkijkt van zoiets gruwelijks kun je je ogen er niet vanaf houden. Kennelijk heeft geweld iets fascinerends voor mensen en is film een ideaal medium om dit kanaliseren.

In de jaren 80’ veranderde dit in veel films. Hollywood ging self-censorship toepassen. De enige niet niet-compromitterende regisseurs uit deze jaren waren Lynch, Verhoeven, Cronenberg, Ferrera, Gilliam en De Palma (soms). Niet toevallig allemaal behorend tot mijn favoriete filmmakers aller tijden. Tarantino klaagt over het gebrek aan immorele, onsympathieke karakters in films uit die tijd. Personages als Parker uit Richard Stark’s boekenserie, waarvan de eerste verfilming The Outfit ook een eigen hoofdstuk krijgt in ‘Cinema Speculation’. Tarantino heeft zelf overwogen om een ‘Parker’ verfilming te doen in de jaren 90’ met Robert De Niro (als Parker), Harvey Keitel en Pam Grier in de hoofdrollen. Hij heeft spijt dat hij dit niet heeft gedaan en ik ook! Nu is Payback de enige Parker-verfilming uit dit decennium en hoewel het een prima film is was die van Tarantino ongetwijfeld beter geworden.

Wat is het speculatieve aspect van het boek uit de titel? Tarantino schrijft over de mogelijkheid dat Brian de Palma en niet Scorsese de film Taxi Driver zou hebben gemaakt. Blijkbaar was dat bijna gebeurd, maar vond De Palma de kans op een negatief financieel resultaat te groot (vreemde angst voor een regisseur, maar De Palma kende de noodzaak van een gat in de markt vinden en films te blijven maken). Als hij het gedaan had, was het ongetwijfeld meer een politieke thriller geworden. Bovendien had waarschijnlijk Jeff Bridges in plaats van De Niro Travis Bickle gespeeld and was de pooier waarschijnlijk zwart geweest zoals in het script en dus door een andere acteur gespeeld. Stel je voor, Taxi Driver zonder Harvey Keitel!

Is het boek een aanrader? Absoluut. Dat Tarantino kan schrijven is bekend. Daarnaast heeft de man ongelofelijk veel kennis en inzichten in het Hollywood van die tijd. Een must-read voor cinema fans dus. Wel een waarschuwing; je ‘to watch list’ wordt wel een heel stuk langer door het lezen van dit boek. De film waar ik me het meeste op verheug na het lezen van ‘Cinema Speculation’? Dat is Rolling Thunder over een getraumatiseerde Vietnam veteraan (nog zo’n echt jaren 70’ thema) die op jacht gaat naar een bende die hem in zijn huis hebben gemarteld en zijn vrouw en zoontje hebben vermoord. De lofzang die Tarantino over deze door Paul Schrader (Taxi Driver) geschreven film afsteekt maakt hem onweerstaanbaar. Het is er slechts één van vele.

Sci-fi meesterwerk: Ubik (1969, Philip K. Dick)

‘The anti-psi factor is a natural restoration of ecological balance. One insect learns to fly, so another learns to build a web to trap him. Is that the same as no flight? Clams developed hard shells to protect them; therefore, birds learn to fly the clam high in the air and drop him on a rock. In a sense, you’re a life form preying on the Psis, and the Psis are life forms that prey on the Norms. That makes you a friend of the Norm class. Balance, the full circle, predator and prey. It appears to be an eternal system; and, frankly, I can’t see how it could be improved.’
Joe Chip in ‘Ubik’

Van de zeer productieve en invloedrijke Amerikaanse science fiction auteur Philip K. Dick (1928-1982) zijn inmiddels de nodige boeken verfilmd: Total Recall (adaptatie van ‘We Can Remember It for You Wholesale’), Blade Runner (adaptatie van ‘Do Androids Dream of Electric Sheep?’), Minority Report (adaptatie van ‘The Minority Report’), The Adjustment Bureau (adaptatie van ‘Adjustment Team’), A Scanner Darkly en de Amazon-serie The Man in the High Castle.

Maar van wat over het algemeen als een van zijn beste, zo niet zijn beste, werk wordt beschouwd – ‘Ubik’ – is nog geen verfilming. Terwijl het zich er wel erg goed voor leent. Het is dan ook onmiskenbaar gebruikt als inspiratie voor films als Scanners, The Matrix, Inception en recentelijk Tenet.

Zoals wel vaker in de verhalen van Dick, is er in ‘Ubik’ iets grondig mis met de realiteit waarin de personages leven. De hoofdpersoon is de altijd blutte psi-tester Joe Chip die werkt voor het anti-psi bureau van Glen Runciter. De diensten van het bureau zijn gericht op het voorkomen van de diefstal van (bedrijfs)geheimen) door telepaten. Daarvoor maakt Runciter gebruik van zogeheten inertials, mensen met vermogens om het telepathische veld te blokkeren.

Tijdens een missie op de in de toekomst gekoloniseerde maan wordt Runciter opgeblazen, vermoedelijk door een zakelijk rivaal. De rest van het psi-team begint kort daarna regressie in hun realiteit te ervaren. Technologische innovaties worden vervangen door steeds eerdere versies, en ook hun lichamen beginnen in verval te raken. Het enige wat hier tegen helpt is het mysterieuze goedje Ubik, dat ze krijgen van Runciter die ze naast Ubik ook mysterieuze boodschappen stuurt vanuit de dood.

SPOILER: Wat er uiteindelijk aan de hand blijkt te zijn heeft te maken met het fenomeen halfleven. Wanneer je sterft in de toekomst (1992) die het boek ons voorschotelt, wordt je in een vorm van cryonische suspensie gebracht, waardoor het bewustzijn nog beperkt toegankelijk is voor enige tijd. Het lijkt erop dat niet Runciter, maar juist zijn teamleden zijn opgekomen in de explosie. Hun nieuwe realiteit wordt verstoord door een jongen – Jory – die ook in halfleven verkeert en wiens lichaam zich fysiek in hun buurt bevindt. Met zijn zeer krachtige geest is hij in staat hen in een door hem geschapen, mentale realiteit gevangen te houden (zoals ook Wanda doet in de Marvel-serie WandaVision). De regressie ontstaat doordat zijn geest niet in staat is de illusionaire werkelijkheid volledig in stand te houden. De in halfleven verkerende vrouw van Runciter werkt intussen tegen Jory, die ze niet kan uitstaan, door de teamleden van Runciter te voorzien van Ubik.

Philip K. Dick blinkt uit in originele ideeën en zijn boeken zijn niet alleen briljant, maar ook grappig. Helaas overleed de schrijver in 1982 op slechte 53-jarige leeftijd en heeft hij de vele geweldige (en ook mindere) verfilmingen van zijn werk niet meegemaakt. Maar de maestro zal zonder twijfel van grote invloed blijven op sci-fi schrijvers en filmmakers. Terry Gilliam zegt het mooi op de cover van mijn editie van ‘Ubik’: ‘Remember, Philip K. Dick got there first.’

Hunter Goes to Hollywood: Hunter S. Thompson Triple Bill

Who’s Hunter? Hunter Stockton Thompson (1937 – 2005) was an American journalist and inventor of Gonzo Journalism, a form of New Journalism. His persona and works inspired three Hollywood movies and several documentaries.

1. Where the Buffalo Roam (1980, USA)

Director: Art Linson
Written by: Hunter S. Thompson (stories), John Kaye (screenplay)
Cast: Bill Murray, Peter Boyle, Bruno Kirby, R.G. Armstrong

Running Time: 95 mins.

‘I hate to advocate weird chemicals, alcohol, violence or insanity to anyone, but in my case it’s worked.’

Where the Buffalo Roam is the first movie adaptation of the work of legendary Gonzo journalist Hunter S. Thompson, who is portrayed by Bill Murray in the movie. The story deals with Thompson’s encounters with his equally legendary ‘mutant’ attorney Oscar Zeta Acosta, who is called Carl Lazlo here and is portrayed by Peter Boyle. The movie is based on Thompson’s obituary for his attorney who disappeared in Mexico in 1974, three years after their two trips to Las Vegas that were immortalized in Thompson’s masterpiece Fear and Loathing in Las Vegas.

Screenplay writer John Kaye also drew from other works of Thompson, including Fear and Loathing: On the Campaign Trail 72’ and The Great Shark Hunt. The final result depicts three journalistic adventures of Thompson in which Lazlo shows up. The first one involves San Francisco drug trials in which Lazlo represents wrongfully indicted youngsters. The second story shows Thompson missing the Super Bowl to accompany Lazlo on a failed activist mission. Finally, Thompson is seen on the presidential campaign where he has a one-on-one encounter with his arch enemy Richard Nixon.

Most of the people involved, including Thompson himself, didn’t like the final result or even hated the movie. It is easy to see why. Much of Thompson’s razor sharp journalism resorts into a bunch of silliness. Especially the second half is very uneven. Still, it is a lot of fun hearing a number of great Thompson quotes being uttered by Bill Murray, who’s excellent in the role of Gonzo journalist. Boyle is also enjoyable as his dope crazed attorney.

As a whole, the movie is indeed too silly to be perceived a success or an effective movie translation of Thompson’s writing. However, separate parts range from funny to almost great. Especially the sequences in which Thompson has to meet deadlines, but is too preoccupied with weirdness and dope frenzies. Also includes an excellent soundtrack featuring: Neil Young, Bob Dylan, Jimi Hendrix and Creedence Clearwater Revival.

Gonzo Rating:

2. Fear and Loathing in Las Vegas (1998, USA)

Director: Terry Gilliam
Written by: Hunter S. Thompson (book), Terry Gilliam (screenplay), Tony Grisoni (screenplay), Tod Davies (screenplay), Alex Cox (screenplay)
Cast: Johnny Depp, Benicio Del Toro, lot’s of cameo’s including; Tobey Maguire, Gary Busey, Ellen Barkin, Christina Ricci, Cameron Diaz, Flea and Harry Dean Stanton

Running Time: 118 mins.

It is the foul year of our lord 1971 and Gonzo journalist Hunter S. Thompson (Raoul Duke in the story) and his Samoan attorney Dr. Gonzo decide to undertake the ultimate trip of the seventies. The official assignment is to cover the Mint 400 desert race in Las Vegas, but they have something bigger in mind. They want to find the American dream. Armed to the teeth with highly dangerous narcotics, they head out to Las Vegas in their fire red convertible… Some trip it’s gonna be.

While searching for the American dream, Thompson and Dr. Gonzo only find fear and loathing. Intolerable vibrations in a town not at all suitable for the use of psychedelic drugs. The atmosphere is extremely menacing, but as they behave as animals, nobody even notices them. Vegas turns out to be a truly savage town. And while soldiers are dying in Vietnam, used car dealers from Dallas throw their money in the slot machines, Debbie Reynolds sings in the Desert Inn and the national police force meets on a congress about marijuana. Thompson and Dr. Gonzo are there…

Thompson’s novel Fear and Loathing in Las Vegas, that was first published in two parts in Rolling Stone Magazine, became a cultural phenomenon (and my personal favorite book of all time). The movie adaptation by Terry Gilliam is a literal one. Thompson wrote his famous novel Gonzo style, which means the events are told through the eyes and vision of the author who fully participates in the story himself. Since Thompson was heavily under the influence during the writing process, he claims he can’t fully remember which parts truly happened and which ones did not (fully). Therefore this literal adaptation is a highly enjoyable blast, though not always realistic.

There is one downside to director Gilliam’s literal approach. In the novel, all the psychedelic escapades form an integral part of what is obviously a literary masterpiece. In the translation to film however, these escapades sometimes appear to be useless fuckarounds, especially during the final part of the film. However, that is a minor criticism for this is obviously a highly enjoyable movie. Depp and Del Toro are both terrific in their method acting approaches to their roles. Thompson’s poetic writing, beautifully spoken by Depp in voiceover, runs through the movie that captures the era and paranoid nightmare perfectly. Combined with a beautiful seventies soundtrack and Grade A settings, the great time capsule that is Fear and Loathing in Las Vegas is complete. Also, it is one of the funniest movies of all time. So buy the ticket and take the ride.

Gonzo Rating:


3. The Rum Diary (2011, USA)

Director: Bruce Robinson
Written by: Bruce Robinson (screenplay), Hunter S. Thompson (novel)
Cast: Johnny Depp, Amber Heard, Michael Rispoli, Aaron Eckhart

Running Time: 115 mins.

The title The Rum Diary can mean two things. Hunter S Thompson’s novel that is told in this movie or The San Juan Star, the near bankrupt Puerto Rican newspaper where main character Paul Kemp (Thompson’s alter ego) takes a job as journalist. Why? Because the entire writing staff is completely drunk. The same seems to apply for the whole population of Puerto Rico in the 1960’s, the setting of The Rum Diary.

This is a story about alcohol and lots of it. But, whenever Kemp takes time off of drinking, he engages in a compelling journalistic endeavour, shining light on the culture and problems of the relatively unknown country he resides in. This is also a love story. Kemp falls head over heels for the stunning Chenault, girlfriend of corrupt businessman Sanderson, who wants Kemp to write stories in favour of his unethical real estate plans.

Kemp’s dilemma, going along with the flow or exposing the ‘bastards’ as he puts it, is the backbone of this movie. The pace is as relaxed as the setting and director Robinson succeeds well in translating the mood of Thompson’s novel to the white screen. The cast is on a roll as well. Depp, who once said he would like to play Thompson every few years, is solid as always. He gets excellent comic support from press associates Michael Rispoli, Richard Jenkins and Giovanni Ribisi. Amber Heard and Aaron Eckhart play Chenault and Sanderson, whose characters add the necessary intrigue and substance to the story.

Obviously this is no Fear and Loathing in Las Vegas and the drug fueled craziness portrayed in that movie is largely absent. This is Thompson Light; a smaller movie without too much excessive behavior. Director Robinson did add one pretty funny drug scene that can be considered as a wink to big brother Fear and Loathing. In The Rum Diary, a novel that Thompson wrote many years before his Vegas-masterpiece, the author was still searching for his unique voice and it is pleasant to join him on this quest. It is best to keep some rum within reach though as you might get thirsty underway…

Gonzo Rating:

For Dutch speaking Thompson aficionados, check out also:
De Hunter S. Thompson kronieken
Blasted!!! The Gonzo Patriots of Hunter S. Thompson SH-2007
Dromen en dronken deliriums in San Juan (Over ‘The Rum Diary’ van Hunter S. Thompson)
Een authentieke dichtbij-opname van de Hell’s Angels (door Hunter S. Thompson)
Hunter S. Thompson in 1970 – Decadentie en verderfelijkheid in het Zuiden
Fear and Loathing in Las Vegas: De ultieme trip van de jaren 70′
Fear and Loathing: On the Campaign Trail ’72
‘The Great Shark Hunt’ – Gebundelde waanzin van Hunter S. Thompson
Instructies voor het lezen van Gonzo Journalistiek
‘The Curse of Lono’ – Het Hawaii avontuur van Hunter S Thompson
Image board on Pinterest

Reviews by: Jeppe Kleijngeld

Fear and Loathing in Las Vegas: De ultieme trip van de jaren 70′

Door Jeppe Kleijngeld

‘Uppers are no longer stylish. Methedrine is almost as rare, on the 1971 market, as pure acid or DMT. ‘Consciousness Expansion’ went out with LBJ (Lyndon B. Johnson, red.). . . and it is worth noting, historically, that downers came in with Nixon.’
– Fear and Loathing in Las Vegas: A Savage Journey to the Heart of the American Dream (1971)

Deze must-read klassieker wordt wel samen met ‘Fear and Loathing: On the Campaign Trail ‘72‘ beschouwd als Gonzo journalist Hunter S. Thompson’s meesterwerk (het is mijn favoriete boek aller tijden). Beide boeken schreef hij in zijn hoogtijdagen begin jaren 70′, een bijzondere, vreemde en bewogen periode waarin Thompson’s creativiteit en talent tot geniale wasdom kwam.

‘We were somewhere around Barstow on the edge of the desert when the drugs began to take hold.’ Dit zijn de beruchte eerste woorden van deze literaire sensatie die veel weg heeft van een op hol geslagen hersenspinsel van Thompson. Zo omschrijft hij het een jaar later dan ook (min of meer) zelf op in ‘Fear and Loathing: On the Campaign Trail 72’. ‘I have a bad tendency to rush off on mad tangents and pursue them for fifty of sixty pages that get so out of control that I end up burning them, for my own good. One of the few exceptions to this rule occurred very recently, when I slipped up and let about two hundred pages go into print… ‘ Hiermee doelt Thompson op de oorspronkelijke tweedelige publicatie van ‘Fear and Loathing in Las Vegas’ in Rolling Stone Magazine op 11 en 25 november 1971.

Ter inspiratie van het Fear and Loathing manuscript gebruikte Thompson twee tripjes naar Las Vegas met goede vriend Oscar Zeta Acosta. Deze latino-activist vormde de basis voor het centrale personage Dr. Gonzo. Het werd een krankzinnig, met drugs en ether doordrenkt verhaal, dat als metafoor diende voor Amerika’s ‘Season in Hell’. De vredige jaren 60′ waren voor veel Amerikanen, waaronder Thompson, geëindigd in een complete depressie. Nixon was gekozen tot president en de volledig uit de klauwen gelopen Vietnam oorlog eiste steeds meer slachtoffers.

‘Fear and Loathing in Las Vegas’ vertelt het verhaal van de heilige missie van twee vrienden, de freak journalist Raoul Duke en zijn psychopathische advocaat Dr. Gonzo, om de Amerikaanse droom te vinden. Als die überhaupt nog bestond. Ze trekken naar Las Vegas (het zenuwcentrum van de Amerikaanse droom) om een woestijnrace te verslaan, maar al snel verlaten ze het werk en maken ze een serie bizarre en beangstigende trips mee. Daarbij trashen ze hotelkamers, komen ze in extreem angstaanjagende en paranoïde situaties terecht, hebben ze bizarre aanvaringen met representanten van de lokale gemeenschap en moeten ze elkaar behoeden voor totale zelfvernietiging.

De Britse cartoonist Ralph Steadman maakte de geniale tekeningen bij het boek

De Britse cartoonist Ralph Steadman maakte de geniale tekeningen bij het boek.

Het is een van de grappigste boeken ooit geschreven. Thompson’s gestoorde en paranoïde gedachtegangen zijn zo hilarisch dat ik het boek vaak moest wegleggen omdat ik te hard moest lachen. Vooral (voormalig) drugsgebruikers zullen zich goed kunnen verplaatsen in Thompson’s waanzinnige observaties en belevenissen. ‘By the time I got to the terminal I was pouring sweat. But nothing abnormal. I tend to sweat heavily in warm climates. My clothes are soaking wet from dawn to dusk. This worried me at first, but when I went to a doctor and described my normal daily intake of booze, drugs and poison he told me to come back when the sweating stopped.’

Bij het herlezen van het boek, vroeg ik me wederom af hoeveel van het verhaal echt is en hoeveel verzonnen. Het antwoord staat (min of meer) in ‘The Great Shark Hunt’, een verzameling eerder gepubliceerd werk van Thompson uitgegeven in 1979. Zoals bij vele klassieke verhalen is de ontstaansgeschiedenis van Fear and Loathing een interessant verhaal op zichzelf. Thompson werkte in deze turbulente dagen van de Amerikaanse geschiedenis aan een artikelenreeks over Ruben Salazar, een Mexicaans-Amerikaanse journalist die naar verluidt was vermoord door een Los Angeles hulpsheriff tijdens een anti-Vietnam demonstratie.

Een van de belangrijkste bronnen van het verhaal was Acosta, maar Thompson kon nauwelijks met hem praten omdat diens militante volgelingen geen blanken dulden in hun omgeving, of die van hun leider. Thompson en Acosta besloten naar Las Vegas te gaan waar Thompson de opdracht had om een verhaal te schrijven over de Mint 400 woestijnrace. Hier konden ze ontspannen praten over de kwestie Salazar. Wat volgde staat allemaal in het boek… Met de nodige toegevoegde waanzin uiteraard.

In het artikel over Fear and Loathing in ‘The Great Shark Hunt’ beschrijft Thompson dit boek als een mislukt experiment in Gonzo Journalistiek. Zijn idee was een notitieblok te kopen en daarin alles op te nemen zoals het gebeurde. Vervolgende wilde hij het notitieblok insturen voor publicatie, zonder enige aanpassing of opmaking. Het oog en de geest van de journalist zouden zo functioneren als de camera. Maar dit is verdomd moeilijk, stelt Thompson. Dus werd het een ander soort verhaal als hij oorspronkelijk in gedachten had.

Het magazine Sport Illustrated, waarvoor hij het Mint 400 verhaal zou schrijven, wezen het manuscript af en weigerden Thompson zijn onkosten te vergoeden. Na het vertrek van Acosta uit Vegas zat Thompson daar met een hotelschuld die hij niet kon betalen. Hij vluchtte uit Nevada en dook onder in Arcadia, nabij Los Angeles. In een week van slapen en schrijven tekende hij het Salazar verhaal op. Maar elke avond rond middernacht werkte hij ter ontspanning een paar uurtjes aan het ‘gestoorde’ Las Vegas verhaal.

Toen hij weer in San Francisco kwam bij het hoofdkwartier van Rolling Stone Magazine om het Salazar verhaal door te lopen, nam uitgever Jann Wenner het Vegas manuscript, dat inmiddels 5.000 woorden omvatte, serieus als losstaande publicatie. Thompson kreeg een publicatiedatum en geld om er verder aan te werken. Het eindresultaat kan ik onmogelijk beter omschrijven dan Thompson zelf; ‘Fear and Loathing in Las Vegas will have to be chalked off as a frenzied experiment, a fine idea that went crazy about halfway through… a victim of its own conceptual schizophrenia, caught & finally crippled in that vain, academic limbo between ‘journalism’ & ‘fiction’. And then hoist on its own petard of multiple felonies and enough flat-out crime to put anybody who’d admit to this kind of stinking behavior in the Nevada State Prison until 1984.’

In de oorspronkelijke publicatie in Rolling Stone Magazine stond ‘geschreven door Raoul Duke’. Thompson was bang in de problemen te raken als hij onder zijn eigen naam zou publiceren, omdat hij zichzelf in het verhaal toch afschildert als dronken, hallucinerende crimineel. Toen het boek uitkwam in 1971 waren de kritieken wisselend, maar er waren veel critici die het werk herkende als belangrijke Amerikaanse literatuur. Daarnaast werd het boek een groot cult succes. ‘Fear and Loathing in Las Vegas’ grijpt perfect de zeitgeist van de periode na de jaren 60’ en veel fans voelden zich hierdoor aangetrokken.

In 1996 kwam er een audioboek versie uit van Margaritaville Records and Island Records om het 25 jarige bestaan van het boek te vieren. De stemmen werden verzorgd door Harry Dean Stanton (verteller/Hunter S. Thompson), Jim Jarmusch (Raoul Duke) en Maury Chaykin (Dr. Gonzo). Misschien komt omdat ik de film vaak gezien hebt met de briljante optredens van Johnny Depp en Benicio Del Toro, maar ik vond het een erg slechte audio adaptatie. De stemmen kloppen niet bij de karakters die verbeeld worden en de acteurs lijken zich niet echt in te leven in de teksten.

Het boek was ook voorbestemd om ooit verfilmd te worden. Dit duurde echter een lange tijd. Beroemd animator Ralph Bakshi wilde er een tekenfilm van maken in de stijl van cartoonist Ralph Steadman die de briljante illustraties bij het boek verzorgde, maar dit ging niet door. Tijdens het langdurige ontwikkeltraject van de film zijn verschillende acteurs overwogen. In eerste instantie waren dat Jack Nicholson en Marlon Brando als Raoul Duke en Dr. Gonzo, maar zij werden te oud. Daarna werden Blues Brothers Dan Aykroyd en John Belushi overwogen, maar dat idee ging overboord toen Belushi overleed. Later werd John Malkovich overwogen voor de rol van Duke, maar ook hij werd te oud. Daarna werd John Cusack overwogen die een toneelversie van Fear and Loathing had geregisseerd. Maar toen ontmoette Thompson Johnny Depp en hij raakte ervan overtuigd dat Depp de aangewezen persoon was om Duke te spelen.

De film, geregisseerd door Terry Gilliam, en met Johnny Depp en Benicio Del Toro (als Dr. Gonzo) kwam uit in 1998 en werd – net als het boek – een groot cult succes.

Icon 15 - Bats