Robin Green, rock-‘n-roll schrijver…

De naam Robin Green kende ik wel van The Sopranos. Samen met haar echtgenoot Mitchell Burgess schreef ze 17 afleveringen van de beste serie ooit. Nu hoorde ik op de podcast Talking Sopranos dat ze in de jaren ‘70 schreef voor Rolling Stone Magazine samen met o.a. Gonzo-journalist Hunter S. Thompson. Haar ervaringen uit die tijd staan beschreven in haar memoir ‘The Only Girl’. The Sopranos en Hunter S. Thompson? Dat is een boek voor mij.

En het viel niet tegen. Op 26 jarige leeftijd kwam Green op de Masthead van Rolling Stone te staan, als eerste vrouw. Het was in 1971, het jaar waarin Hunter S. Thompson’s Fear and Loathing in Las Vegas in twee delen in het magazine werd gepubliceerd, mijn favoriete boek aller tijden. Green hierover: ‘Hunter had been sent to Las Vegas to cover a motorcycle race, and when the magazine – ‘aggressively’ according to Hunter, rejected the pages – that story resulted in ‘Fear and Loathing in Las Vegas: A Savage Journey to the Heart of the American Dream’, published in two parts. The first as Hunter had written it, the second derived largely from taped hours of Hunter and Oscar Acosta’s muttering and raving, tapes that landed on the desk of newly hired Sarah Larin to be transcribed’.

En nog meer over Hunter: ‘His writing seemed like a new form as close to rock itself as writing gets. Unrestrained and Unrepressed, wild and reckless and high as a fucking kite. Hunter had found the perfect venue in Rolling Stone. Neither a glossy magazine with a two month lead time nor a newspaper with its limited space and linguistic leeway.’

Green, die altijd schrijver wilde worden, maakte haar debuut bij Rolling Stone met een verhaal over Marvel waar ze als secretaresse van Stan Lee had gewerkt. Ze kreeg 5 cent per woord wat haar 500 dollar opleverde, veel geld in die tijd. Nog belangrijker: ze werd vaste bijdrager aan Rolling Stone en het artikel werd haar eerste cover story. Later schreef ze een onthullend verhaal over Dennis Hopper, waarna haar naam als eerste vrouw aan de masthead van Rolling Stone werd toegevoegd. Haar Hopper-stuk werd in 1992 opgenomen in Movieline’s overzicht van de ‘Ten Interviews That Shook Hollywood’.

Het was een goede tijd voor de journalistiek. Zoals bekend van Hunter S. Thompson’s escapades betaalde het magazine alle onkosten, en dus waren Green en collega’s niemand iets verschuldigd. Ze konden niet makkelijk omgekocht worden door de PR-industrie en schreven wat ze wilden.

En het was een tijd waarin vrouwen voor hun rechten opkwamen. Green: ‘In this world, the world of rock and roll, men ran the show. They were the rock stars. The journalists and editors were men too. Even before that, in college, it was guys who’d been the ones to grab the microphones at sit-ins and demonstrations. A chick’s mandate: to be by their sides at the revolution, looking hip. Women were seeking equality. Hair under the armpits and getting sweaty. Have sex with everybody. Not out of promiscuity, but for freedom. There were no consequences yet. AIDS would not arrive until the 1980’s.’

De tegencultuur waar ze onderdeel van werd wordt tegenwoordig misschien gezien als nogal puberaal, tegendraads gedrag, maar Green brengt hier tegenin dat er ook een hoop was om boos over te zijn in die jaren: Vietnam, Kennedy’s dood (twee keer), Nixon, Malcolm X, Martin Luther King… En niet te vergeten: de tragische dood van Jim, Janis en Jimi.

Na een periode van zo’n vijf jaar kwam er een einde aan haar carrière bij Rolling Stone. Ze had een verhaal geschreven over de kinderen van Bobby Kennedy, maar vond dat ze een journalistieke grens had overschreden door met Robert Kennedy Jr. naar bed te gaan. Hoofdredacteur Jann Wenner eiste het verhaal wat zij weigerde. Toen liet hij haar naam van de masthead verwijderen.

Jaren later na vele omzwervingen werd Green televisie-schrijver. Grappig dat ze bij The Sopranos terecht kwam, de eerste echte rock-‘n-roll sterren van de televisie. Ook bij dit andere culturele fenomeen was Green de enige vrouwelijke schrijver. Het laatste deel van het boek gaat over deze periode van haar leven en vond ik verreweg het interessantste. Over hoe ze David Chase ontmoette, het genie achter The Sopranos, en samen met haar man Mitchell in het schrijversteam terecht kwam. Over hoe ze haar eigen jeugdervaringen in de scripts verwerkte en over hoe de serie een fenomeen werd. En uiteindelijk, hoe Chase haar ontsloeg in het laatste seizoen omdat ze ‘de show niet zou begrijpen’. Het had iets met zijn moeder te maken, vermoed Green. Toch is er een happy ending voor de schrijver die nu in de zeventig is. Samen met haar man ontwikkelde ze de serie Blue Bloods, die nu al aan het twaalfde seizoen toe is.

Tegenover elk succesverhaal dat je leest staan vele verhalen over mislukking. In ‘The Only Girl’ is dat het verhaal van Robin’s jeugdvriendin Ronnie die keer op keer in een psychiatrisch ziekenhuis McLeans belandt, dat bekend is geworden door de film Girl, Interrupted. Later zou ze zelfmoord plegen. Green schrijft: ‘Life is strange in that way. Why is one in mental pain, and the other juicy, healthy and productive? Riding high.’ En ‘riding high’ heeft ze zeker gedaan. Dat weet ze met deze smakelijke memoires goed over te brengen.

John Lennon: De Rolling Stones Interviews

Vandaag 40 jaar en twee dagen geleden nam de wereld afscheid van John Lennon. De ex-Beatle werd op 8 december 1980 doodgeschoten voor zijn appartement in New York.

Lees ook: De dag dat John Lennon doodging

Om de legendarische muzikant te eren, publiceer ik vandaag een paar typische Lennon-uitspraken. Deze zijn afkomstig uit een interview dat Jann Wenner (hoofdredacteur Rolling Stone Magazine) eind 1970 met hem afnam, zo’n acht maanden nadat The Beatles definitief uit elkaar waren gegaan.

Zou je van alles af willen wezen?
“Als ik godverdomme visser zou kunnen wezen zou ik ‘t wel willen, weet je. Als ik geschikt was om iets anders te wezen wel. Er is geen lol aan om artiest te zijn. ‘T is net als met schrijven, er is geen lol aan, ‘t is een marteling. Ik heb wel es wat over Van Gogh, Beethoven, al die lui gelezen – ik las er pas nog een stuk over. Als ze toen psychiaters hadden gehad, hadden we nou Gauguin’s fantastische schilderijen niet gehad. En al die klerelijders die ons uitmelken tot we kapot zijn, ‘t enige wat we kunnen doen is ons gedragen als circusdieren. Ik heb er de pest aan om artiest te wezen, ik bedoel ik heb er de pest aan voor klotige idioten op te treden die er niks van af weten. Ze kunnen niet voelen; ik ben degene met ‘t gevoel omdat ik degene ben die ‘t uitdrukt. De plaats van hun leven wordt door mij en andere artiesten ingenomen, en wij zijn degenen…. ‘t is zelfs met boksers zo. Wanneer Oscar (Bonaventura) de ring in komt joelen ze hem de kloten van z’n lijf. Een keer raakt hij Clay en ze juichen hem toe.”

Ben je tevreden over je nieuwe album (John Lennon/Plastic Ono Band)?
“Ja, ik ben er erg tevreden over. Maar er zijn een hoop dingen die ik graag zou willen verbeteren.”

Zoals?
“Nou, met dit album heb ik in technisch opzicht veel geleerd. Vroeger hoefde ik niet zoveel te leren want gewoonlijk zaten, zeg, George, Paul en ik allemaal te luisteren en ik hoefde niet zoveel te denken over ieder afzonderlijk geluid. Er zijn nu een paar dingen die ik over de bas heb geleerd; waar ik méér had moeten gebruiken, en waar ik er een nummer mee heb verprutst; een paar technische dingen die me tenslotte zijn gaan irriteren. Maar over de opzet en het geheel ben ik tevreden.”

Denk je dat je op dit album beter zingt?
“Ik zing waarschijnlijk beter omdat ik alle tijd aan mezelf had. Deze keer was het mijn album en ik hoefde niet . . . ‘t werd gewoonlijk een beetje gênant tegenover George en Paul omdat we elkaar zo goed kenden… Oh, hij probeert Elvis na te doen, oh, nou doet hij dit. We waren een beetje al te kritisch ten opzichte van elkaar, dus we beperkten elkaar nogal. En nu heb ik Yoko erbij, en Phil erbij, afzonderlijk en gezamenlijk, die zo’n beetje van me houden, dus ik kan ‘t beter brengen; en ik ontspande me, weet je. Ik heb nu thuis een studio en ik denk dat ‘t de volgende keer nog beter wordt omdat dát me nog minder beperkt dan naar de EMI-studio gaan. Zo zit ‘t. Maar het losser worden van het zingen begon als met Cold Turkey door mijn ervaringen met het zingen met Yoko. Zij beperkt haar keel niet, begrijp je?”

Ik wil ‘t je nog eens vragen: ben je tevreden over het nieuwe album?
“Ik geloof dat ‘t het beste is wat ik ooit gemaakt heb. Ik geloof dat het realistisch is en voor mij staat ‘t vast dat ‘t zich door de jaren heen ontwikkeld heeft uit nummer als In My Life, I’m a Loser, Help, Strawberry Fields. Dat waren allemaal persoonlijke nummers. Ik schreef steeds over mezelf als ik de kans kreeg. Ik hield er niet erg van om songs in de derde persoon te schrijven over mensen met betonnen flats en dergelijke dingen. Ik hou van eerste persoonsmuziek. Maar vanwege m’n frustraties en talloze andere dingen kwam ik er maar nu en dan toe om alleen over mezelf te schrijven. Nu heb ik alles over mezelf geschreven en zo werk ik ‘t liefst. Ik ben ‘t zelf! En niemand anders. En dus hou ik ervan.”

Waarom heb je Mummy’s Dead aan het einde gehangen?
“Zo gebeurde ‘t nou eenmaal. Al die songs kwamen gewoon uit me los. Ik ging niet zitten denken ‘Ik ga schrijven over mijn moeder’ of ‘Ik ga schrijven over zus of zo’. Ze kwamen gewoon los, zoals al het beste werk dat iemand ooit doet, of het nou een artikel is of wat dan ook, ‘t zijn de beste die vanzelf loskomen. En ze kwamen allemaal los omdat ik de tijd had – en of je nou op vakantie bent, of in therapie, waar je ook bent, als je er tijd aan besteedt…. Zoals in India, daar schreef ik de laatste portie beste songs. Ik kon er een hoop schrijven als I’m So Tired en Yer Blues, want ze waren tamelijk realistisch. Ze gingen over mij en ik vond ‘t altijd – wat ik ‘t woord – grappig, ironisch of zoiets, dat ik ‘t deed in naar men mag aannemen aanwezigheid van een goeroe, en terwijl ik zoveel uur per dag zat te mediteren schreef ik I’m So Tired en songs over pijn als Yer Blues. Wat ik meende.”

Er werd altijd over de Beatles gepraat, en de Beatles praatten over zichzelf ook, als vier delen van dezelfde persoon. Wat is er met die vier delen gebeurd?
“Ze herinnerden zich dat ze vier individuen waren. Wij geloofden ook in de Beatles-mythe, begrijp je. Ik weet niet of de anderen er nog in geloven. We waren vier knapen . . . Ik ontmoette Paul en zei: ‘Wil je in m’n band komen?’, weet je. Toen kwam George erbij en daarna Ringo. We waren gewoon een band die ‘t erg, erg ver geschopt heeft, dat is alles. Ons beste werk is nooit opgenomen.”

Waarom?
“Omdat we podiummusici waren – wat Mick ook zegt over ons – in Liverpool, Hamburg en andere danszalen, en wat we voortbrachten was fantastisch wanneer we regelrechte rock speelden, en niemand kon ons in Engeland benaderen. Zodra we ‘t maakten maakten we ‘t, maar de boel werd bijgeschaafd. Brian deed ons pakken aan en zo en we werden zeer beroemd. Maar we verkochten onszelf, weet je. De muziek was dood voordat we zelfs maar de theater-toernee door Engeland maakten. We voelden ons al klote omdat we twee uur spelen dat we in zekere zin graag deden, terug moesten brengen tot twintig minuten en iedere avond dezelfde twintig minuten moesten herhalen. Muzikaal stierf de Beatles-muziek toen. We hebben onszelf vermoord om ‘t te maken. En daarmee was ‘t afgelopen. George en ik zijn meer geneigd om dat te zeggen. We hebben altijd ‘t optreden in clubs gemist omdat we daar muziek maakten. En later werden we technisch efficiënte studio-artiesten, hetgeen wat anders is. We waren vakbekwame mensen weet je, en welk medium je ons ook in zet, we kunnen altijd iets maken dat de moeite waard is.”

Hunter Goes to Hollywood: Hunter S. Thompson Triple Bill

Who’s Hunter? Hunter Stockton Thompson (1937 – 2005) was an American journalist and inventor of Gonzo Journalism, a form of New Journalism. His persona and works inspired three Hollywood movies and several documentaries.

1. Where the Buffalo Roam (1980, USA)

Director: Art Linson
Written by: Hunter S. Thompson (stories), John Kaye (screenplay)
Cast: Bill Murray, Peter Boyle, Bruno Kirby, R.G. Armstrong

Running Time: 95 mins.

‘I hate to advocate weird chemicals, alcohol, violence or insanity to anyone, but in my case it’s worked.’

Where the Buffalo Roam is the first movie adaptation of the work of legendary Gonzo journalist Hunter S. Thompson, who is portrayed by Bill Murray in the movie. The story deals with Thompson’s encounters with his equally legendary ‘mutant’ attorney Oscar Zeta Acosta, who is called Carl Lazlo here and is portrayed by Peter Boyle. The movie is based on Thompson’s obituary for his attorney who disappeared in Mexico in 1974, three years after their two trips to Las Vegas that were immortalized in Thompson’s masterpiece Fear and Loathing in Las Vegas.

Screenplay writer John Kaye also drew from other works of Thompson, including Fear and Loathing: On the Campaign Trail 72’ and The Great Shark Hunt. The final result depicts three journalistic adventures of Thompson in which Lazlo shows up. The first one involves San Francisco drug trials in which Lazlo represents wrongfully indicted youngsters. The second story shows Thompson missing the Super Bowl to accompany Lazlo on a failed activist mission. Finally, Thompson is seen on the presidential campaign where he has a one-on-one encounter with his arch enemy Richard Nixon.

Most of the people involved, including Thompson himself, didn’t like the final result or even hated the movie. It is easy to see why. Much of Thompson’s razor sharp journalism resorts into a bunch of silliness. Especially the second half is very uneven. Still, it is a lot of fun hearing a number of great Thompson quotes being uttered by Bill Murray, who’s excellent in the role of Gonzo journalist. Boyle is also enjoyable as his dope crazed attorney.

As a whole, the movie is indeed too silly to be perceived a success or an effective movie translation of Thompson’s writing. However, separate parts range from funny to almost great. Especially the sequences in which Thompson has to meet deadlines, but is too preoccupied with weirdness and dope frenzies. Also includes an excellent soundtrack featuring: Neil Young, Bob Dylan, Jimi Hendrix and Creedence Clearwater Revival.

Gonzo Rating:

2. Fear and Loathing in Las Vegas (1998, USA)

Director: Terry Gilliam
Written by: Hunter S. Thompson (book), Terry Gilliam (screenplay), Tony Grisoni (screenplay), Tod Davies (screenplay), Alex Cox (screenplay)
Cast: Johnny Depp, Benicio Del Toro, lot’s of cameo’s including; Tobey Maguire, Gary Busey, Ellen Barkin, Christina Ricci, Cameron Diaz, Flea and Harry Dean Stanton

Running Time: 118 mins.

It is the foul year of our lord 1971 and Gonzo journalist Hunter S. Thompson (Raoul Duke in the story) and his Samoan attorney Dr. Gonzo decide to undertake the ultimate trip of the seventies. The official assignment is to cover the Mint 400 desert race in Las Vegas, but they have something bigger in mind. They want to find the American dream. Armed to the teeth with highly dangerous narcotics, they head out to Las Vegas in their fire red convertible… Some trip it’s gonna be.

While searching for the American dream, Thompson and Dr. Gonzo only find fear and loathing. Intolerable vibrations in a town not at all suitable for the use of psychedelic drugs. The atmosphere is extremely menacing, but as they behave as animals, nobody even notices them. Vegas turns out to be a truly savage town. And while soldiers are dying in Vietnam, used car dealers from Dallas throw their money in the slot machines, Debbie Reynolds sings in the Desert Inn and the national police force meets on a congress about marijuana. Thompson and Dr. Gonzo are there…

Thompson’s novel Fear and Loathing in Las Vegas, that was first published in two parts in Rolling Stone Magazine, became a cultural phenomenon (and my personal favorite book of all time). The movie adaptation by Terry Gilliam is a literal one. Thompson wrote his famous novel Gonzo style, which means the events are told through the eyes and vision of the author who fully participates in the story himself. Since Thompson was heavily under the influence during the writing process, he claims he can’t fully remember which parts truly happened and which ones did not (fully). Therefore this literal adaptation is a highly enjoyable blast, though not always realistic.

There is one downside to director Gilliam’s literal approach. In the novel, all the psychedelic escapades form an integral part of what is obviously a literary masterpiece. In the translation to film however, these escapades sometimes appear to be useless fuckarounds, especially during the final part of the film. However, that is a minor criticism for this is obviously a highly enjoyable movie. Depp and Del Toro are both terrific in their method acting approaches to their roles. Thompson’s poetic writing, beautifully spoken by Depp in voiceover, runs through the movie that captures the era and paranoid nightmare perfectly. Combined with a beautiful seventies soundtrack and Grade A settings, the great time capsule that is Fear and Loathing in Las Vegas is complete. Also, it is one of the funniest movies of all time. So buy the ticket and take the ride.

Gonzo Rating:


3. The Rum Diary (2011, USA)

Director: Bruce Robinson
Written by: Bruce Robinson (screenplay), Hunter S. Thompson (novel)
Cast: Johnny Depp, Amber Heard, Michael Rispoli, Aaron Eckhart

Running Time: 115 mins.

The title The Rum Diary can mean two things. Hunter S Thompson’s novel that is told in this movie or The San Juan Star, the near bankrupt Puerto Rican newspaper where main character Paul Kemp (Thompson’s alter ego) takes a job as journalist. Why? Because the entire writing staff is completely drunk. The same seems to apply for the whole population of Puerto Rico in the 1960’s, the setting of The Rum Diary.

This is a story about alcohol and lots of it. But, whenever Kemp takes time off of drinking, he engages in a compelling journalistic endeavour, shining light on the culture and problems of the relatively unknown country he resides in. This is also a love story. Kemp falls head over heels for the stunning Chenault, girlfriend of corrupt businessman Sanderson, who wants Kemp to write stories in favour of his unethical real estate plans.

Kemp’s dilemma, going along with the flow or exposing the ‘bastards’ as he puts it, is the backbone of this movie. The pace is as relaxed as the setting and director Robinson succeeds well in translating the mood of Thompson’s novel to the white screen. The cast is on a roll as well. Depp, who once said he would like to play Thompson every few years, is solid as always. He gets excellent comic support from press associates Michael Rispoli, Richard Jenkins and Giovanni Ribisi. Amber Heard and Aaron Eckhart play Chenault and Sanderson, whose characters add the necessary intrigue and substance to the story.

Obviously this is no Fear and Loathing in Las Vegas and the drug fueled craziness portrayed in that movie is largely absent. This is Thompson Light; a smaller movie without too much excessive behavior. Director Robinson did add one pretty funny drug scene that can be considered as a wink to big brother Fear and Loathing. In The Rum Diary, a novel that Thompson wrote many years before his Vegas-masterpiece, the author was still searching for his unique voice and it is pleasant to join him on this quest. It is best to keep some rum within reach though as you might get thirsty underway…

Gonzo Rating:

For Dutch speaking Thompson aficionados, check out also:
De Hunter S. Thompson kronieken
Blasted!!! The Gonzo Patriots of Hunter S. Thompson SH-2007
Dromen en dronken deliriums in San Juan (Over ‘The Rum Diary’ van Hunter S. Thompson)
Een authentieke dichtbij-opname van de Hell’s Angels (door Hunter S. Thompson)
Hunter S. Thompson in 1970 – Decadentie en verderfelijkheid in het Zuiden
Fear and Loathing in Las Vegas: De ultieme trip van de jaren 70′
Fear and Loathing: On the Campaign Trail ’72
‘The Great Shark Hunt’ – Gebundelde waanzin van Hunter S. Thompson
Instructies voor het lezen van Gonzo Journalistiek
‘The Curse of Lono’ – Het Hawaii avontuur van Hunter S Thompson
Image board on Pinterest

Reviews by: Jeppe Kleijngeld

De Hunter S. Thompson kronieken

‘Absolute truth is a very rare and dangerous commodity in the context of professional journalism’
-The Great Shark Hunt

Hunter Stockton Thompson (18 juli, 1937 – 20 februari, 2005)

De Hunter S. Thompson Kronieken 1

Door Jeppe Kleijngeld

Introductie
Vandaag exact 10 jaar geleden overleed Hunter S. Thompson, één van mijn grootste inspiratiebronnen, aan een zelf toegebracht schot in het hoofd. Ik herinner me zijn dood nog goed. Ik werkte toen op de persafdeling van het International Film Festival in Rotterdam en kreeg een sms’je van een vriend dat Thompson zelfmoord had gepleegd. De rest van de middag heb ik op internet overlijdensberichten en steunbetuigingen gelezen. Dat doe ik niet voor iedere ‘ster’ die overlijdt, dus wat had Thompson precies dat mij – en miljoenen anderen – zo getroffen heeft? Wat wist ik toen eigenlijk van hem, behalve dat hij schrijver was van het briljante ‘Fear and Loathing in Las Vegas?’ Niet veel. Nu, een decennium na zijn dood, vond ik het eens tijd om uit te zoeken wie de man was, wat hij gedaan heeft, en wat het geheim is van zijn populariteit. Mijn bevindingen heb ik in deze ‘kronieken’ opgetekend.

Ontbijt
Één van de vele dingen waar Hunter S. Thompson om bekend stond was zijn uitgebreide ontbijtritueel. Dit kan hij zelf het beste uitleggen:
‘Breakfast is the only meal of the day that I tend to view with the same kind of traditionalized reverence that most people associate with lunch and dinner. I like to eat breakfast alone, and almost never before noon; anybody with a terminally jangled lifestyle needs at least one psychic anchor every twenty-four hours, and mine is breakfast. In Hong Kong, Dallas or at home – and regardless of whether or not I have been to bed – breakfast is a personal ritual that can only be properly observed alone, and in the spirit of genuine excess. The food factor should always be massive: four bloody marys, two grapefruits, a pot of coffee, Rangoon crêpes, a half-pound of either sausage, bacon or corned beef hash with diced chillies, a Spanish omelette or eggs Benedict, a quart of milk, a chopped lemon for random seasoning, and something like a slice of key lime pie, two margaritas and six lines of the best cocaine for dessert . . . .’

Jeugd
‘Je moet terug naar Louisville, Kentucky, om Hunter te begrijpen’, aldus zijn biograaf Douglas Brinkley in de documentaire ‘Gonzo: the Life and Work of Dr. Hunter S. Thompson‘. ‘Zijn vader stierf toen hij klein was. Z’n moeder moest haar drie zonen opvoeden met een bibliothecaresseloontje. Hij leefde een lagere middenklassebestaan. Zijn vriendjes in Louisville waren rijk en genoten allerlei privileges. Hij stond aan de andere kant van de spoorweg. Hunter was van nature intelligent, maar voelde zich een buitenbeentje. Een beslissende ervaring was toen hij met vrienden rookte en dronk en opgepakt werd. De rijkeluiszoontjes kwamen weer vrij, maar Hunter miste zijn diploma-uitreiking.’ Zijn walging voor politiek machtsmisbruik moet hier begonnen zijn.

Dualiteit
Over Thompson’s karakter wordt gezegd dat hij twee extreme kanten had. Zijn eerste vrouw Sondi Wright beschrijft hem als gul, liefhebbend, maar ook buitengewoon gemeen. Zijn tweede vrouw Anita erkent dit beeld. ‘Hunter had twee extreme, met elkaar conflicterende, kanten. Hiervan was hij zich bewust. Ik weet niet of hij altijd controle had over deze twee kanten.’

Een prachtig voorbeeld van zijn zachte kant is hoe Thompson alles in zijn macht heeft gedaan om Lisl Auman te helpen, een vrouw uit Colorado die in 1997 tot een levenslange celstraf werd veroordeeld voor de moord op een politieman, ondanks dubieus bewijs en tegenstrijdige getuigenissen. Thompson’s enorme inspanningen hebben er uiteindelijk toe geleid dat het vonnis – kort na zijn dood in 2005 – nietig is verklaard. Ingewijden stellen dat zonder Thompson’s steunacties en publiciteit Auman’s vrijlating nooit gelukt zou zijn.

Thompson kon zich ook als echte klootzak gedragen. Dat was zijn andere kant. Alle mensen die dichtbij hem stonden kunnen hiervan getuigen. Ook was hij een enorme narcist, aldus Alex Gibney, regisseur van de documentaire ‘Gonzo: the Life and Work of Dr. Hunter S. Thompson’. Hij vond zichzelf wel heel belangrijk en dat zie je terug in veel van zijn werk en zijn begrafenis. De plannen hiervoor maakte hij al 30 jaar voor zijn dood. Thompson’s as werd daarbij afgeschoten uit een reusachtige ‘Gonzo-vuist’ en verspreid over de vallei bij zijn huis in Colorado. De kosten van dit laatste eerbetoon bedroegen 1 miljoen dollar en werden gedragen door Thompson’s vriend Johnny Depp.

1955-1965 – Begin schrijverscarrière
Toen hij begin 20’ was ging Thompson in dienst. In het leger kreeg hij zijn eerste baan als sportjournalist voor een legerblad. Hij leerde schrijven door ‘The Great Gatsby‘ keer op keer over te tikken en zo de muziek, het ritme, van het meesterwerk van F. Scott Fitzgerald te pakken te krijgen. Douglas Brinkley: ‘The Great Gatsby’ is vervuld van woede over de valsheid van de Amerikaanse droom. Hunter identificeerde zich meer dan met wie dan ook met Fitzgerald. Het verschil was dat Fitzgerald binnen in de snoepwinkel in de etalages van de rijken keek. Hunter wilde de ramen inslaan.’

Begin jaren 60’ bracht Hunter S. Thompson wat tijd door in Zuid Amerika, waar hij onder meer werkte als sportverslaggever. Terug in de Verenigde Staten schreef hij zijn eerste twee boeken: ‘Prince Jellyfish’ en ‘The Rum Diary’. Beide boeken werden niet uitgegeven. ‘The Rum Diary’ is uiteindelijk pas in 1998 verschenen, bijna 30 jaar nadat Thompson bekend is geworden.

1967 – Hell’s Angels
In de lente van 1965 begon Hunter S. Thompson rond te hangen met de Hell’s Angels motorclub. Halverwege de zomer was hij zo betrokken bij de outlaws dat hij niet langer zeker wist of hij alleen maar onderzoek deed naar de angels of door ze geabsorbeerd was. Zijn ervaringen met de motorbende staan beschreven in ‘Hell’s Angels: The Strange and Terrible Saga of the Outlaw Motorcycle Gangs’, het boek dat Thompson’s naam als journalist in 1967 op de kaart zette. In dit boek is Thompson duidelijk op zoek naar een stijl. Het is nog geen Gonzo, maar Thompson participeert wel nadrukkelijk in de gebeurtenissen. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel beschrijft de geschiedenis van de motorbende en waar ze hun gevaarlijke reputatie vandaan hebben. In deel 2 – dat Thompson volgens zijn vrouw Anita in vier dagen en vier nachten geschreven heeft toen de deadline nabij was – beschrijft hij zijn eigen ervaringen met de Angels, inclusief een roemruchte bijeenkomst van de volledige bende in Bass Lake in de zomer van 1965.

Owl Farm, Aspen
In 1969 kocht Thompson van een deel van de verdiensten van zijn boek ‘Hell’s Angels’ een huis met grond in Woody Creek te Aspen, Colorado. Hij noemde het Owl Farm en zou hier de rest van zijn leven blijven wonen. Toen Thompson beroemd werd in de decennia daarna, werd Owl Farm een soort bedevaartsoord waar drommen acteurs, schrijvers, journalisten, tegencultuurfiguren, juristen, CEO’s en politici naar toe kwamen. Thompson zag zijn huis als zijn toevluchtsoord. Waar hij ook geweest was en wat hij ook gedaan had, als hij thuis kwam wist hij dat hij veilig was. Het huis lag afgelegen in een berggebied, dus Thompson kon hier naar hartenlust schieten (shotgun golf was een favoriet spel) en dingen opblazen.

Wat veel mensen, mijzelf inclusief, nog wel eens verbaasd is dat Thompson al in deze tijd getrouwd was en een zoon had: Juan. Dit is verbazend omdat hij duidelijk een man was die zich altijd omringde met mooie vrouwen en hier ook zeker gebruik van maakte. Hunter Thompson was dan ook geen modelvader en echtgenoot. ‘Hij was zelden thuis en deed nooit iets met zijn zoon’, aldus zijn eerste vrouw Sondi Wright.

1970 – Kentucky Derby
In zijn eerste echte Gonzo verhaal keert Thompson terug naar de woonplaats uit zijn jeugd: Kentucky. Hij heeft de opdracht verslag te doen van de lokale paardenrace ‘the Kentucky Derby’. Dit resulteert in een artikel – ‘The Kentucky Derby is Decadent and Depraved’ – een artikel dat alles beschrijft behalve de race. In plaats daarvan krijgt de lezer de drinkebroers, de ‘door inteelt verwekte’ lokalen en Thompson’s escapades met de Britse illustrator Ralph Steadman, die Thompson hier voor het eerst ontmoet en met wie hij nog vaak zou samenwerken. Het is mooi hoe Thompson de artiest Steadman opvoert als personage in het verhaal en zijn uitdaging om het perfecte ‘Kentucky Derby gezicht te tekenen’ uitlegt. Hierdoor komen de illustraties van Steadman maximaal tot uitdrukking.

Thompson zag het artikel als een mislukking, maar kreeg toen een brief van vriend en collega-journalist Bill Cardoso die schreef: ‘Hey Hunter, mooi artikel. Pure Gonzo.’ Hunter besloot toen dat dit is wat hij zou gaan doen. Vanaf dat moment begon de Gonzo-trein in volle vaart te rijden.

Gonzo journalistiek
‘The time has come to get full bore into heavy Gonzo Journalism, and this time we have no choice but to push it all the way out to the limit’
-Fear and Loathing: On the Campaign Trail ’72

Gonzo Journalistiek is een stijl van rapportages maken gebaseerd op het idee van William Faulkner dat de beste fictie veel meer waarheid bevat dan welke vorm van journalistiek dan ook. De Gonzo Journalist beschrijft niet alleen de gebeurtenissen, maar participeert er ook in. Niet puur schrijven, maar optreden dus. Een analogie is een filmregisseur die zijn eigen scripts schrijft, zelf de camera bedient en zichzelf in actie weet vast te leggen als protagonist of in ieder geval als belangrijk personage in het verhaal.

Thompson genoot ervan over zijn eigen belevenissen te schrijven. Sterker nog, als hij geen rol in het verhaal speelde vond hij het niet de moeite er verslag van te doen. Zo is feitelijk de nu legendarische Gonzo-stijl ontstaan. In nagenoeg al Thompson’s werken past hij deze stijl toe. Het meest extreme voorbeeld is ‘Fear and Loathing in Las Vegas’, waarin het oorspronkelijke onderwerp (een motorrace) volledig uit beeld verdwijnt en alleen nog de avonturen van Thompson’s alter ego Raoul Duke centraal staan. Ook lopen in dit boek – dat algemeen beschouwd wordt als zijn meesterwerk – fictie en werkelijkheid door elkaar, nog een element van sommige Gonzo-verhalen. Dit zou Thompson – weliswaar in beperktere mate – ook toepassen in andere verhalen, zoals ‘The Curse of Lono’.

‘My way of joking is to tell the truth. That is the funniest joke in the world.’ Volgens Thompson is deze uitspraak van legendarisch bokser Muhammad Ali de beste definitie van Gonzo journalistiek die hij ooit heeft gehoord. Dat schrijft hij in een artikel over Ali, genaamd ‘Last Tango in Vegas: Fear and Loathing in the Far Room’, waarin hij zichzelf weer eens tot hoofdpersoon bombardeert. Gonzo gaat vooral over de waarheid. De traditionele journalist verzameld feiten en meningen en voegt dit samen tot verslag. Thompson beschrijft de waarheid puur vanuit zijn eigen bevindingen. Zijn stukken zijn daarom vaak niet al te feitelijk, maar des te meer accuraat.

Liefde voor geweren
Wie schrijft over Thompson moet ook zijn liefde voor wapens adresseren. Waar kwam die fascinatie voor geweren en explosieven vandaan? Volgens zijn vriend Ralph Steadman, die illustraties maakte voor veel van zijn boeken, houden wapens en geweld nauw verband met het produceren van goede Gonzo. Hij legt het helder uit in een interview met Nigel Finch (regisseur BBC-documentaire ‘Fear and Loathing on the Road to Hollywood’) in zijn boek ‘The Joke’s Over: Memories of Hunter S. Thompson’.

Nigel: ‘What about the violent side of him – the firearms, the mace, the aggression?’
Ralph: ‘Well, as far as I know he’s never shot anyone. I think that’s all part of the Gonzo spirit. The spirit of Gonzo is in all these implements just being used, they’re all there to use and they’re all parts of the same fire and punch and intensity that his words are trying to get over. He probably needs those things but they’re all shot off into outer space. He might shoot them into the hillside. I don’t think he’s even maced anyone, except me, off course, although he’s talked about doing it. I mean, I’d be very unhappy about some of the people I have met who would tote guns and, you know, you’d feel that they were doing it with a certain malevolence, which is certainly not the case with Hunter.’

1970 – Thompson voor sheriff
In 1970 stelde Hunter S. Thompson zich kandidaat voor sheriff van zijn woonplaats Aspen, waarvan hij zelf de bekendste inwoner was. Thompson was vrijwel zeker de vreemdste kandidaat die ze ooit gekend hebben in deze lokale verkiezingen. En hij vormde met zijn ‘freak power’ beweging een enorme bedreiging voor de gevestigde orde.

Wat voor plannen had hij voor de gemeente Aspen? Hij wilde allereerst de naam van de stad veranderen in Fat City om grote corporaties tegen te werken die het gebied wilden uitbaten als toeristische trekpleister. Ook wilde hij wekelijks een drugstribunaal organiseren voor het kantoor van de sheriff, waar mensen terecht konden met klachten over slechte drugs. Oneerlijke drugdealers zouden voor straf in kooien op het marktplein tentoongesteld worden. Thompson wilde ook alle auto’s in Aspen verbieden, behalve auto’s die dienden voor noodzakelijke dienstverlening, zoals winkels bevoorraden en de post rondbrengen.

Geen slechte plannen. Er werd door veel mensen dan ook positief aangekeken tegen Thompson’s campagne. Een radiocommentaar: ‘Hunter Thompson is een moralist die zich immoreel voordoet. Nixon is een immoralist vermomd als moralist. Dit is James Saltzer. In Aspen zie je hoe dan ook dieven en autowrakken, maar Hunter staat voor iets wat hem verschillend maakt van de anderen: ideeën en sympathie voor de jonge, vrijgevige, marihuanarokende groep, die als enige de technologische nachtmerrie onder ogen wil zien. Z’n enige minpunt is dat hij visionair is. Hij wil een te pure wereld.’

Zijn eerste vrouw Sondi Wright zegt: ‘Volgens mij was dat Hunter z’n glorietijd. Hij bezat de passie om mensen te motiveren en hun denken te beïnvloeden en hen tot actie aan te zetten. Ze moesten naar buiten treden. Niet om zoveel drugs te nemen als ze wilden, maar om het verschil te maken door het bestaande bestel te wijzigen en behoorlijk te laten werken, om er een goed bestel van te maken. Dat had hij in zich.’

Thompson verloor de campagne van de andere kandidaat met een heel klein verschil.

1971-1972 – Creatief hoogtepunt
Begin jaren 70’ was Hunter productiever dan ooit en leverde hij zijn twee beste werken af, de boeken waarmee hij definitief zou doorbreken: ‘Fear and Loathing in Las Vegas’ en ‘Fear and Loathing: On the Campaign Trial 72’’.

Eerst kwam het Vegas verhaal. Jann Wenner, hoofdredacteur van Rolling Stone Magazine – waar het verhaal als eerste in verscheen – herinnert zich dat Thompson hem vroeg om een rode Cadillac voor ‘Fear and Loathing in Las Vegas’. Wenner zei ‘nee’. Toen zei Thompson: ‘Je begrijp er niks van. Ik kan de Amerikaanse droom toch niet verslaan vanuit een Volkswagen?’ ‘Daar had hij natuurlijk wel weer gelijk in’, aldus Wenner.

In 1972’ volgde Thompson een jaar lang de Amerikaanse presidentverkiezingen voor Rolling Stone Magazine. Zijn briljante politieke commentaren leverde hem landelijke bekendheid op.

De Hunter S. Thompson Kronieken 2

De donkere zijde
Richard Milhous Nixon (1913 – 1994), de 37e president van de Verenigde Staten van 1969 tot 1974, was Thompson’s aartsvijand zijn leven lang. In nagenoeg alle boeken van Thompson is ook een rol weggelegd voor deze vileine slechterik. Nixon stond voor alles waar Thompson tegen was. Een veelzeggende omschrijving die Thompson over Nixon deed (in ‘Fear and Loathing: On the Campaign Trail ’72’) is; ‘It is Nixon himself who represents that dark, venal and incurably violent side of the American character that almost every country in the world has learned to fear and despise.’

In de documentary ‘Fear and Loathing on the Road to Hollywood’ voegt hij hier het volgende aan toe: ‘Richard Nixon represents the dark side of the American Dream. He stands for everything that I wouldn’t want to happen to myself or be or be around: Greed, treachery, stupidity, cupidity, total contempt for any set of human, constrictive political instinct. Nixon represents everything that’s wrong with this country down the line.’

Verval
Ondanks zijn afkeer voor Nixon kon Thompson zich in hem inleven. Hij begreep het duistere van de Amerikaanse geest. Of het nu om politiek ging of de Amerikaanse droom, bij ieder onderwerp waar hij over hij schreef had hij oog voor het duistere en het hoopvolle. Maar tijdens zijn leven leek het wel of de duistere machten triomfeerden. In 1972 – toen Nixon president werd – begon hij gedesillusioneerd te raken, en is ook zijn verval ingetreden.

Door zijn werk op de campaign trail werd Hunter zo bekend als een popster. Zijn huwelijk werd turbulent, hij dronk teveel en gebruikte teveel drugs. Zijn anonimiteit was hij kwijt en dat was zijn grootste kracht geweest in zijn journalistieke werk. Het werd voor zijn werkgever Rolling Stone dan ook steeds moeilijker om opdrachten te vinden. In 1974 stuurden ze hem naar Zaïre om de match tussen George Foreman en Muhammad Ali te verslaan. Thompson gaf de ringside kaartjes weg, belandde in het zwembad en leverde geen verhaal op. Dit terwijl de match – waarin Ali uiteindelijk won door knock-out in de achtste ronde – gezien wordt als de één van de belangrijkste sportgebeurtenissen in de 20ste eeuw.

Dit was Thompson’s eerste grote mislukking. Het wordt zelfs de grootste mislukking in de journalistiek ooit genoemd. Hij was zijn grip aan het verliezen. Het probleem voor Thompson was vooral dat het in zijn boeken gecreëerde personage Thompson (of Raoul Duke) bekendheid verwierf. Wanneer hij gevraagd werd te spreken op een universiteit of diner, vroegen ze eigenlijk het personage. Daar kreeg hij het moeilijk mee. De mythologie die hij zelf gecreëerd had begon de overhand te nemen en hij wist de scheidslijnen tussen zichzelf en het personage steeds moeilijker te onderscheiden. Vriend Ralph Steadman zei dat Thompson steeds moest opleven tegen het personage en dat hij op den duur het plezier daarin verloor.

1980 – Hollywood
‘It never got weird enough for me’
– ‘Where the Buffalo Roam’ (1980)

Zijn hele leven zat het er al aan te komen: een Hollywood film. Art Linson, regisseur van ‘Where the Buffalo Roam’ zei over Thompson; ‘He’s drugged, he’s armed. Who wouldn’t want to make a film about him?’ En er waren voldoende acteurs die hem wilde spelen. Schrijvers zijn meestal niet de traditionele helden in Hollywood, maar Thompson had in zijn boeken zo’n legendarisch personage van zichzelf gemaakt, dat het voor veel acteurs een droom was om hem te mogen spelen.

De eerste film over Thompson werd dus ‘Where the Buffalo Roam’. Aan de basis van het scenario stond een overlijdensbericht dat Thompson schreef voor zijn beroemde advocaat Oscar Zeta Acosta, getiteld: ‘Banshee Screams for Buffalo Meat’ (dat in 1971 verscheen in Thompson’s gebundelde journalistieke werk ‘The Great Shark Hunt’). Maar in het verhaal wordt geput uit divers werk van Thompson, zoals ‘Fear and Loathing in Las Vegas’ (o.a. de vleermuizen en de lifter die ze oppikken). Het is opvallend dat de makers ervoor kozen om niet direct werk van Thompson te adapteren, maar zelf een interpretatie van zijn leven te maken en het fenomeen Thompson aan het algemene publiek proberen uit te leggen. De film is daardoor misschien wel geslaagd, of juist mislukt.

Voor de hoofdrollen hadden de producenten oorspronkelijk Dan Aykroyd en John Belushi in gedachten, maar toen die ‘The Blues Brothers’ gingen doen kregen Bill Murray en Peter Boyle de hoofdrollen. Murray kreeg veel positieve kritiek op de manier waarop hij in de huid van Thompson kroop. De film zelf kreeg nogal wat commentaar, maar ondanks de ‘fouten’ zette de film Thompson wel neer als legendarisch figuur voor zijn generatie. En ook was de film een ware tijdcapsule naar de jaren 70’, het tijdperk dat Thompson belichaamde.

Nieuwe publicaties
Thompson bleef tot vlak voor zijn dood schrijven. Zo verscheen in 1983 zijn diepzee avontuur ‘The Curse of Lono’, een prima boek, maar geen nieuwe publicaties konden de klassiekers uit zijn hoogtijdagen evenaren. Volgens zijn ex-vrouw Sondi Wright kwam dat vooral door de toestroom mensen die sinds de vroege jaren 70’ voortdurend naar Owl’s Farm afreisde om feest te vieren met Hunter. Dat maakte het lastig om de concentratie te vinden die nodig was om echt goed werk af te leveren. Toen hij overleed in 2005 zat Thompson dan ook bepaald niet aan zijn hoogtepunt, aldus Wright in de documentaire ‘Gonzo’. Integendeel zelfs. Wright zegt verder zijn zelfmoord geen moedige daad te vinden. ‘We zouden een evenwichtige Hunter goed kunnen gebruiken in deze tijd (toen Bush nog aan de macht was). Hij zou zelfs het verschil kunnen maken’, besluit ze.

Thompson’s geheim
Hunter was a different animal. He seemed to gain strength from rakish marathons. I am certain he learned the secret of maintaining a drug-racked body from an old Indian in the Appalachian mountains. He learned the balance between living out on the edge of lunacy and apparently normal discourse with everyday events’
-The Joke’s Over: Memories of Hunter S. Thompson (By Ralph Steadman)

Thompson was een rebel, een clown, een poëet, een filosoof, een legende, een uniek specimen. Hij was een anarchist die niet geloofde in instituties. Wat vooral bijzonder is, is hoe een non-fictie schrijver – op de gebieden sport, politiek en tegencultuur – zo’n grote mythe rond zichzelf wist te creëren, waarin nooit meer helemaal duidelijk wordt wat fictie is en wat werkelijkheid. ‘Over 100 jaar bestuderen ze Thompson nog en dat wist hij tijdens zijn leven al’, aldus zijn vriend Benicio del Toro.

Het is dus niet gek dat ik een fascinatie voor de man heb ontwikkeld. Uit zijn levensgeschiedenis blijkt dat hij een groot talent had om ‘volgers’ aan te trekken. Hij veroorzaakte weliswaar opschudding in de politiek en journalistieke wereld, maar was ook een bijzonder charmante man. Daarom volgden zelfs serieuze journalisten en verslaggevers hem. Zij wilden iets van zijn magie meepakken. Hij had iets, wat dat ook geweest mag zijn.

Mijn stelling: Het geheim van Hunter zit in zijn gedrag. Gedrag dat hem uniek maakt en dat hij omschrijft in zijn eigen journalistieke werk. Sterker nog, zijn gedrag was zijn werk. Ralph Steadman schreef over zijn eerste ontmoeting met Hunter: ‘One hand held the wheel, the other his cigarette holder and a beer can. Between his legs, or resting on the seat, he kept a tall glass full of ice and whiskey. His consumption of each was carried out in nervous progressions.’

Het is dit soort gedrag – en de beschrijvingen ervan – die Thompson tot legende hebben gemaakt. Hij was net zoveel personage als echt persoon, en de lijn tussen die twee werd steeds dunner en dunner. Was er nog verschil? Excessen in drank en drugs, geweren, dingen opblazen, aanvaringen met politie, boottochtjes door de haven en ‘fuck the pope’ op een schip schilderen. Bij ieder ander journalist zou het niet veel te betekenen hebben, maar bij Thompson kreeg het vreemde gedrag betekenis en wekte het fascinatie bij een grote groep fans. Een fascinatie die tien jaar na zijn dood nog verre van voorbij is. Del Toro had helemaal gelijk.

Andere publicaties over Hunter S. Thompson
Nieuwsgierig naar meer blogs over de Gonzo koning? Lees verder:
Blasted!!! The Gonzo Patriots of Hunter S. Thompson SH-2007
Dromen en dronken deliriums in San Juan (Over ‘The Rum Diary’ van Hunter S. Thompson)
Een authentieke dichtbij-opname van de Hell’s Angels (door Hunter S. Thompson)
Hunter S. Thompson in 1970 – Decadentie en verderfelijkheid in het Zuiden
Fear and Loathing in Las Vegas: De ultieme trip van de jaren 70′
Fear and Loathing: On the Campaign Trail ’72
‘The Great Shark Hunt’ – Gebundelde waanzin van Hunter S. Thompson
Instructies voor het lezen van Gonzo Journalistiek
‘The Curse of Lono’ – Het Hawaii avontuur van Hunter S Thompson
Hunter Goes to Hollywood: Hunter S. Thompson Triple Bill
Hunter S. Thompson in de jaren ’80

● En bekijk ook het afbeeldingenbord op Pinterest.

Overlijdensberichten (klik erop voor ware grootte)

De Hunter S. Thompson Kronieken 3 De Hunter S. Thompson Kronieken 4