Hoe economische groei zijn waarde verloor

Wat is er mis met Nederland? Op het eerste gezicht niks. We zijn welvarend, hebben een goed onderwijssysteem en een goed zorgstelsel. Toch sluimert er al jaren iets onder de oppervlakte en komt dit steeds vaker naar boven. Denk aan de huizencrisis, de personeelstekorten in datzelfde onderwijs, de overbelaste ziekenhuizen en de toenemende armoede.

De opmars van populistische partijen is wat dat betreft een teken aan de wand met de overwinning van Forum voor Democratie bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2019 als voorlopig dieptepunt. Een stem op een populistische partij is een stem tegen de gevestigde orde. Natuurlijk, een groep ontevreden zeikstralen heb je altijd. Maar als het er teveel worden, moet je je afvragen of er niet een reële, dieperliggende oorzaak voor hun onvrede is.

De auteurs van ‘Fantoomgroei’ – Sander Heijne en Hendrik Noten – komen wat mij betreft behoorlijk dicht in de buurt van een helder antwoord op die vraag. Zij hebben getracht uit te zoeken waarom werkend Nederland sinds 1982 nauwelijks meer profiteert van economische groei. Terwijl bedrijven en aandeelhouders hun kapitaal snel groter zien worden geldt dat nauwelijks meer voor de inkomensontwikkeling van gezinnen. Van gemaakte bedrijfswinsten gaat er nu een euro naar het bedrijf en een euro naar werknemers. Dividenden en bonussen voor topmannen zijn naar recordhoogtes gestegen. De CEO van een groot bedrijf verdient nu 80 keer zoveel als een gemiddelde werknemer. Dat zijn geen goede verhoudingen.

De ergste effecten van de scheefgroei zijn voelbaar in de middenklasse. Hoogopgeleiden doen het (voorlopig) nog aardig. Maar daarbij mag niet vergeten worden dat de overheid allerlei nivelleringsmethoden inzet, zoals hypotheekrenteaftrek en andere toeslagen. De meeste van ons zijn hier compleet van afhankelijk, maar een ideale verdeling van welvaart is het allerminst. Het is te kwetsbaar. Kijk maar naar de toeslagenaffaire. Een andere bron van welvaart voor een deel van de bevolking is de gigantische stijging in huizenprijzen. Maar dit is geen waardecreatie, want er zit geen enkele inspanning in. En gratis geld bestaat niet; iemand betaalt altijd de prijs. In het geval van de huizen zijn dat alle mensen die nergens meer terecht kunnen of zich enorm in de schulden moeten steken om nog een huis te kunnen bemachtigen. Te sterk oplopende huizenprijzen zijn geen goed nieuws voor de samenleving als geheel.

Er zijn verschillende oorzaken voor deze uit de hand lopende situatie en het wordt tijd dat politici die gaan inzien en actie gaan ondernemen. Een belangrijke oorzaak is de dalende belastingafdracht van bedrijven, die ondertussen wel volop profiteren van wat de overheid en werkend Nederland allemaal voor ze doet. (Dit terwijl de btw wel is gestegen en de lasten van werknemers dus gewoon oplopen). En dan wil Rutte ook nog eens de dividendbelasting afschaffen en de multinationals extra miljarden kado doen. Dit soort politieke keuzes is de plaag van de Westerse wereld die maakt dat de Franse econoom Piketty gelijk gaat krijgen: De ongelijkheid tussen mensen met kapitaal, en mensen die alleen inkomen uit arbeid halen, zal steeds verder toenemen.

Hieraan ten grondslag ligt de filosofie die sinds de jaren 80’ – het tijdperk Thatcher-Reagan – de Westerse wereld is gaan domineren: het neoliberalisme. De overheid dient zich te beperken tot zijn absolute kerntaken en het individu (lees de kapitaalbezitters) krijgt absolute economische vrijheid. Dit denken heeft geleid tot de illusie dat ‘de onzichtbare hand’, oftewel vrije markten, alle problemen gaan oplossen. En die vrije markten hebben ons platformbedrijven gegeven als Uber, die van hun werknemers onderbetaalde slaven van een app, hebben gemaakt, en zo hun markt zijn gaan domineren. Wat is er gebeurd met bedrijven als Philips die in Eindhoven een samenleving op zichzelf vormden met scholen, studiebeurzen, carrièrekansen, en vrijetijdsverenigingen voor hun werknemers? Het geld dat de Uber-chauffeurs voor het platform verdienen vloeit naar de stinkend rijke aandeelhouders in Silicon Valley, terwijl de chauffeurs nauwelijks kunnen rondkomen van hun arbeid.

Een andere ontwikkeling die hieruit voortvloeit is de financialisering van de economie. Bedrijven verdienen steeds vaker geld met geld. Een voorbeeld is Apple dat zo’n 200 miljard dollar in kas heeft. Sinds de dood van Steve Jobs is er geen grote innovatie meer gelanceerd, maar ondertussen verdient het bedrijf bakken met geld met financiële handel. Handel waar de samenleving geen moer mee opschiet.

Het neoliberale economische denken zit hem ook in thema’s als loonmatiging en begrotingsdiscipline. Deze aanpak heeft volgens de auteurs zijn intrede gedaan in 1982 toen onder Lubbers het ‘Wassenaar-akkoord’ gesloten werd. De vakbonden gingen hierin mee met loonmatiging, maar ze vergaten erbij te onderhandelen dat dit een tijdig iets moest zijn om uit de crisis te komen en geen permanente situatie. De rekening van de begrotingsdiscipline – die zowel in crisistijd als daarbuiten is gaan gelden – wordt betaald door de werknemers. De bedrijven ontspringen steeds de dans. Er waren tijden dat loonstijgingen van vijf procent normaal waren en belastingpercentages van 90 procent voor de vermogenden ook. Hier kunnen we ons niks meer bij voorstellen.

En dit is de kern van ‘Fantoomgroei’; de verhalen die we elkaar vertellen worden vanzelf werkelijkheid. En op dit moment is het verhaal dat lonen nooit teveel mogen stijgen. We moeten vooral bezuinigen en de tering naar de nering zetten. Ondertussen moeten de rijksten onder ons vooral geen strobreed in de weg gelegd worden. En daar komen domme voorstellen zoals het afschaffen van de dividendbelasting vandaan. Als die zo’n probleem was zouden bedrijven als Unilever toch nooit zo succesvol zijn geworden?

Nog los van de kloof tussen de kapitaaleigenaren en de rest, is er in de hedendaagse maatschappij ook een grote kloof ontstaan tussen hoogopgeleide werknemers en de middenklasse. Neem een bedrijf als Bol.com. Op het hoofdkantoor zit slechts een klein deel van het werknemersbestand. Dit zijn de inkopers, de managers, de marketeers en de developers. Zij verdienen goed geld en kunnen profiteren van de huizenbubbel. Het grootste deel van het personeel bestaat echter uit Oost-Europeanen die tegen het minimumloon in de distributiecentra onze orders aan het verzamelen zijn. Deze onderbetaalde krachten wonen samen in gedeelde vakantiehuizen waar ze grote bedragen voor neertellen. En de achteruitgang treft niet alleen buitenlandse werknemers. Steeds meer Nederlanders werken als ZZP’ers. Sommige verdienen goed, maar een groot deel (40 procent) verdient minder dan 16.000 bruto per jaar. Dit is de economie anno 2021.

We hebben een samenleving gecreëerd waarin werknemers – zelfs tweeverdieners – geen huis meer kunnen kopen. We zijn allemaal geprogrammeerd om te denken: ‘als de economie maar groeit’. Maar wat hebben we eraan als een loonsverhoging ondenkbaar is en zaken in de reële economie (zoals huizen, eten en energie) steeds duurder worden?

In plaats van ongrijpbare economische groei, heeft het onderwerp economie veel meer te maken met de vraag in wat voor samenleving we willen wonen. En dat is helaas niet de samenleving waar we nu in leven en al helemaal niet de samenleving waar we naar op weg zijn: een wereld gedomineerd door 10.000 miljardairs en de rest van de wereldbevolking overlevend als platformslaven.

Er zijn landen waar ze het anders zijn gaan doen. In 2019 heeft de Nieuw Zeelandse overheid het Bruto Binnenlands Product laten varen als belangrijkste indicator van de economie. Want als de economie groeit, maar mensen ongelukkiger en onsuccesvoller worden, wat heb je dan aan zo’n cijfer? Niks.

Dat er vele landen mogen volgen.

Nog 10 economische ideeën die je echt moet kennen

Verbeter je economisch denken met deze 10 economische theorieën en definities. Dit is een vervolg op: 10 economische ideeën die je echt moet kennen

11. Communisme
In 2005 stelde BBC een lijst samen van de meeste favoriete filosofen aller tijden. Op de eerste plaats kwam Karl Marx met een verbijsterende 28 procent van de 30.000 stemmen. Hoe kan het dat Marx zo populair is terwijl zijn ideeën in de praktijk mislukt zijn? Het centrale idee in de theorie van Marx is dat maatschappijen – net als mensen – door een evolutieproces gaan. Daarbij adapteren ze eerst minder ideale systemen, zoals kapitalisme, om uiteindelijk te eindigen met het ideale, klasseloze systeem: het communisme. Het is echter ontzettend lastig gebleken een economie centraal aan te sturen. De voorbeelden uit de 20ste eeuw zijn dan ook niet erg succesvol te noemen. De Sovjet Unie heeft zich op slecht één gebied ontwikkeld tijdens het communistische bewind: ruimtevaart en het leger. Niet toevallig was dat ook het enige gebied waarop het concurrentie ondervond, namelijk van de Verenigde Staten.

12. Individualisme
Individualisme stamt uit de Oostenrijkse school van economie, begonnen door Carl Menger. Het centrale idee is dat individuele keuzes het grootste belang hebben. Mainstream economics is een top-down studie die kijkt naar hoe goed een economie het doet, en aan welk beleid dat te wijten is. In de Oostenrijkse school werd het individu op de voorgrond geplaatst. Het economisch succes van een land is de optelsom van de keuzes van miljoenen individuen. Wat heb je aan dit gedachtegoed dat sceptisch staat tegenover forecasts, en economie ziet als kunst en niet als wetenschap? Toch is het een belangrijk idee geweest in de toename van laisser-faire; het vrij laten van productie en (handels)verkeer. Dit vormde het centrale idee in de regeringen van Ronald Reagan en Margaret Thatcher.

13. Aanbodeconomie (supply side economics)
Gericht op de aanbodskant van de economie (bedrijven en werknemers). Dit is een controversieel onderwerp omdat het twee groepen in tweeën splitst: diegenen die geloven dat de overheid een rol te vervullen heeft in de distributie van welvaart, en diegenen die geloven dat je mensen en bedrijven zoveel mogelijk vrij moet laten. Die laatste groep is bijvoorbeeld vaker voorstander van privatisering van water- en energiebedrijven. Fiscaal beleid is ook een belangrijk onderdeel van aanbodeconomie, omdat het een belangrijke prikkel is om de aanbodskant (productie en arbeid) in beweging te krijgen. Vraagt de overheid te veel belasting, wordt het minder aantrekkelijk om te gaan werken. Vragen ze te weinig, dan hebben ze te weinig inkomsten om sociale voorzieningen in stand te houden. De kunst is om precies het juiste tarief te vinden.

14. Marginalisme
De hele nacht doorleren voor een examen doe je omdat je je diploma wilt halen, maar er komt een punt waarop je beter kunt gaan slapen dan verder doorleren. Dat is het bepalen van de marge. Een ander voorbeeld is het produceren van een gloeilamp. Op een gegeven punt is de omzet die je haalt uit de productie van één extra gloeilamp lager dan de productiekosten die je ervoor moet maken. Marginalisme wordt dus geassocieerd met argumenten over veranderingen in de hoeveelheden van een product of dienst die de subjectieve waarde bepalen. De Britse econoom Alfred Marshall speelde een belangrijke rol in de ‘marginalist revolution’, het idee dat consumenten proberen hun consumptie aan te passen totdat het marginale nut gelijk komt te staan aan de prijs.

15. Geld
Niet alles in de economie is geld, maar geld maakt wel economen van ons allemaal. Zonder geld zouden we aan ruilhandel overgeleverd zijn, en zouden onze economieën zeer complex en inefficiënt worden. Geld is een rekenmiddel waarmee we gemakkelijk de waarde van transacties kunnen berekenen. Er zijn twee soorten. Grondstoffen (commodity) geld dat een intrinsieke waarde heeft, zoals goud, voedsel en sigaretten (in een gevangenis). En chartaal (fiat) geld, zoals een briefje van vijf euro dat iets waard is omdat de overheid dat zegt. Geld functioneert alleen als er vertrouwen is. Een belangrijke rol van de overheid is zorgen dat geld in de toekomst nog wat waard is om het vertrouwen te handhaven. Hoeveel geld er in een economie omgaat is een goede manier om vast te stellen hoe gezond een economie is. Mensen die veel geld hebben voelen zich rijk en geven veel uit. In reactie daarop kopen bedrijven meer grondstoffen en materialen in om aan de vraag te voldoen.

10 economische ideeën - Geld

16. Micro en Macro
Micro is klein. Macro is groot. Micro-economie – een bottum-up benadering van economie – houdt zich bezig met de vraag hoe huishoudens en bedrijven beslissingen nemen en interacteren met de markt. Macro-economie – een top-down benadering – houdt zich bezig met het functioneren van complete economieën. De micro-economie is een heel breed veld dat kijkt naar vraag en aanbod, en hoe bijvoorbeeld huishoudens reageren op zekere belastingmaatregelen. Specialismen binnen de micro-economie zijn bijvoorbeeld public finance, de arbeidsmarkt, of een bepaalde sector. Een macro-econoom zal zich typisch afvragen waarom de groei van een land zo hoog is, terwijl de inflatie laag blijft (dit was het geval in de VS in de jaren 90’). Een ander voorbeeld is Pikkety die onderzoekt waarom er meer ongelijkheid is ontstaan in o.a. het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.

17. Bruto Binnenlands Product (BBP)
Het belangrijkste economische cijfer dat de inkomsten en uitgaven van een land of economie meet. Daarbij worden ook de inkomens van buitenlandse firma’s meegerekend die binnen de grenzen van dat land opereren. Het nominale BBP betekent dat de inflatie al verrekend is in het cijfer. Economen kijken vooral naar de groei van het BBP. Of de krimp natuurlijk; als het BBP twee kwartalen achter elkaar daalt zit dat land in een recessie. Het BBP heeft wel wat beperkingen. Stel, dat een land bijvoorbeeld heel veel immigranten binnenhaalt stijgt het BBP wel, maar niet de individuele output per medewerker. Daarom kijken sommige economen liever naar de productiviteit per medewerker. Toch blijft het BBP de maatstaf om het succes van een economie aan af te lezen.

18. Centrale banken and rentetarieven
Centrale banken sturen de economie weg van ‘booms en busts’. Als de economie heel hard groeit moeten ze de rente verhogen om op een beschaafde wijze een einde aan het feestje te maken. Als de economie in een dal raakt kunnen ze de rente weer verlagen, zodat de economie weer een kickstart krijgt. Niet alleen inflatie wordt beïnvloed door rentetarieven, maar ook valuta. Dat maakt het meer of minder interessant voor landen om te investeren in het land, en het kan de export duurder en onaantrekkelijker maken.

Een ander controlemechanisme van centrale banken is bepalen hoeveel reserves de banken moeten aanhouden, die weer bepaalt hoeveel ze aan hun klanten kunnen uitlenen. Centrale banken hebben ook de functie het onderliggende economische systeem te ondersteunen. Als alles goed gaat op Wall Street en in The City is zo’n rol nauwelijks nodig, maar na de crisis van 2008 pompte centrale banken – als ‘lender of last resort’ – heel veel geld in de economie onder de noemer ‘quantitative easing’. De gevolgen hiervan zijn nog onbekend, maar in de economie bestaat er niet zoiets als een ‘free lunch’.

19. Inflatie
Aan het begin van het millennium werd Zimbabwe getroffen door hyperinflatie. Het vervelende van inflatie is dat het ‘out of control’ kan schieten. De belangrijkste rol van centrale banken en landen is om inflatie op een acceptabel niveau te houden. Als het te hoog is, dan raakt de economie oververhit. Als het te laag is, raakt de economie in een malaise. Bij een hoge inflatie is het probleem dat teveel geld achter te weinig goederen aanzit. Centrale banken kunnen dan de rente verhogen, zodat er minder geleend wordt en de balans wordt hersteld. Meestal wordt inflatie per jaar gemeten. Een inflatie van drie procent per jaar betekent dat de prijzen over de hele economie drie procent hoger liggen dan 12 maanden eerder. Te hoge inflatie is zeer schadelijk voor de economie. Stagflatie is hoge inflatie gekoppeld aan recessie. Ideaal voor de economische ontwikkeling is langzaam stijgende prijzen.

20. Schuld en deflatie
In de jaren 20’ in de Verenigde Staten was er veel gespeculeerd met geleend geld door banken wat leidde tot de grote crash van 1929, die gevolgd werd door een jarenlange depressie (langdurige krimpende economie). Een van de problemen die aan het hart lag van de crisis was deflatie. Mensen hadden het gevoel dat de prijzen opgeblazen waren – wat ook zo was – en als gevolg hiervan begonnen de prijzen heel hard te dalen. Geld werd dus wel meer waard, maar schulden werden veel duurder om af te lossen, het grootste probleem van deflatie.

Deflatie is een ramp voor werkgevers. Ze verdienen minder aan hun producten en diensten, maar zitten juridisch wel vast aan verplichtingen, zoals schulden en personeelskosten. Het leidt dus tot werkloosheid. Banken hebben het probleem dat personen en bedrijven waar ze schulden hebben uitstaan deze niet meer kunnen afbetalen. Het lijkt dus in eerste instantie aantrekkelijk voor werknemers, maar is dat niet. Bij deflatie is het probleem dat schulden opgeblazen worden. De oplossing voor deflatie van centrale banken is obligaties opkopen en geld in de economie pompen. Dat is dan ook precies wat centrale banken sinds 2008 hebben gedaan. Dit lijkt het gewenste effect te hebben, maar is dat ook zo?

Gebaseerd op:
‘50 Economics Ideas You Really Need to Know’
by Edmund Conway
(Maar voor de overige 30 moet je het boek maar lezen)

5 ‘inconvenient truths’ over ons economische systeem

Four Horsemen 0

Door Jeppe Kleijngeld

Vaak zijn de systemen die we zelf hebben geaccepteerd om te overleven dezelfde systemen die ons tegenwerken in bereiken wat we echt nodig hebben.

Al sinds de crisis van 2008 voelt ons economische systeem niet helemaal goed meer aan. Er ‘klopt iets niet aan’, al is het soms lastig de vinger er op te leggen wat er dan niet aan klopt. De documentaire ‘Four Horsemen’ behandeld vijf zeer schadelijke elementen van ons economische systeem dat zonder twijfel toe is aan drastische hervormingen.

Four Horsemen 1

1. Fundamentele ontwerpfout

Four Horsemen 5

Toen de Sovjet Unie uiteenviel in 1991 heerste er een triomfantelijk gevoel dat nooit meer is weggegaan: het kapitalisme heeft gezegevierd. Jawel, het is het best werkende economische systeem dat we tot nu toe hebben ontdekt, maar ieder model dat is gebaseerd op oneindige groei is gedoemd om op een gegeven moment te falen. Hoe meer we groeien, hoe meer we de natuurlijke hulpbronnen van de aarde uitputten en daarmee armoede creëren. Zonder grootschalige hervormingen staat het kapitalisme hetzelfde lot te wachten als het communisme.

2. Ongebreidelde geldcreatie

Four Horsemen 2

Een verrassend groot aantal mensen gelooft dat banken geld verdienen door spaargeld van hun klanten te beleggen. Velen geloven zelfs dat het fysieke geld nog in de kluizen van banken ligt opgeslagen. Dat is al lang niet meer het geval. Op dit moment bestaat ruim 95 procent van de geldhoeveelheid uit digitaal geld. Minder dan vijf procent is nog fysiek geld.

Banken creëren het digitale geld door hun balansen te verhogen. Wanneer er echter te veel geld in omloop komt, neemt de waarde van het geld af. Een ijzeren economische wet is dat er niet zoiets bestaat als een gratis lunch. Geldcreatie heeft in de geschiedenis altijd geleid tot uiteindelijke neergang van de economie waar het werd toegepast. In het ten ondergaande Romeinse keizerrijk, was de basis onder de valuta verwijderd door de machthebbers. Ook wij hebben de goudstandaard al lang geleden ingeruild voor het systeem van fiat geld.

3. Groeiende schuldenberg

Four Horsemen 6

Sinds de jaren 80’, de tijd van Thatcher en Reagan, zijn banken, consumenten en overheden steeds grotere hoeveelheden geld gaan lenen. De wereldwijde schuldenberg heeft al lang geleden het punt gepasseerd waarop volledige afbetaling ooit nog mogelijk is. 97 procent van het geld in omloop in de wereld bestaat nu uit schuld.

Vroeg of laat zal er een grote reset moeten komen, zoals Willem Middelkoop bepleit in zijn boek ‘The Big Reset’. Het lastige is dat bij het kwijtschelden van schulden er aan de andere kant van de balans bezittingen geschrapt moeten worden. En eigenaren van deze bezittingen, zoals pensioenfondsen, zullen niet staan te springen om dat te doen. Ondertussen groeit de schuldenberg snel door, en komt er een moment dat een gecoördineerde actie op globale schaal niet kan uitblijven. Middelkoop denkt dat dit voor 2020 zal plaatsvinden.

4. Zieke financiële sector

Four Horsemen 3

Bankiers zijn van origine geen ondernemers, maar verstrekkers van financieringen aan bedrijven. Zij zorgen voor de smeerolie in de economie. Later kwamen de investeringsbanken die zich wel bezig houden met ondernemen, waarbij ze risico’s nemen. Om een of andere reden vonden we het geen probleem wanneer dergelijke investeringsbanken of zakenbanken werden samengevoegd met gewone banken. Vervolgens vonden we dat dergelijke banken geen regels nodig hadden en zeer uitvoerige deregulering – het gevolg van overmatig vertrouwen in het financiële systeem – heeft ervoor gezorgd dat deze instellingen steeds machtiger zijn geworden en nu aan het ondernemen zijn voor het risico van de belastingbetaler (‘too big to fail’).

De banken zelf willen het systeem echter niet veranderen omdat ze zoveel geld verdienen, waarvan ze politieke invloed kunnen kopen middels campagnedonaties. Ook leveren ze veelvuldig mensen aan de politiek én de centrale banken die het beleid verder in hun voordeel kunnen omvormen. De oplossing voor dit enorme probleem ligt in het herstructureren van de politiek. Op zijn minst zou het systeem van campagnedonaties moeten worden afgeschaft, zodat het volk het weer voor het zeggen krijgt in plaats van de financiële sector.

5. Enorme misallocatie van kapitaal

Four Horsemen 7

Bij een goed werkend systeem zou er sprake moeten zijn van een enigszins gelijkmatige verdeling van de kapitaalgoederen. In onze wereld is hier geen sprake van. De ene helft van de wereld gooit dagelijks tonnen eten weg, en aan de andere kant van de wereld gaan miljoenen mensen met honger naar bed. Het aantal mensen in de wereld dat honger lijdt neemt af, maar is nog altijd erg hoog.

Kortom, we hebben een systeem gecreëerd waar uiteindelijk maar heel weinig mensen van profiteren. Door ontwikkelingen als geldontwaarding en een toenemende concentratie van vermogen (Piketty) neemt de ongelijkheid verder toe. Een systeem van vrije markt met overheidsinmenging kan heel goed werken, maar er is een gelijk speelveld nodig voor de deelnemers. Dat is er in ons huidige systeem niet of in ieder geval in zwaar onvoldoende mate.

Conclusie
Het huidige economische systeem voelt niet meer goed, en bovenstaande feiten maken duidelijk dat dit gevoel ook gegrond is: het past bij de situatie. De periode van zeven jaar crisis is een andere indicator dat het nooit meer ‘business as usual’ wordt en dat we afstevenen op verdere crises en een uiteindelijke crash der crashes.

We proberen dat vervelende gevoel weg te krijgen door verdere groei na te jagen en meer te consumeren. Echter, je kunt nooit genoeg krijgen van wat je niet nodig hebt. Wat we echt nodig hebben in de samenleving is een sterke morele overtuiging dat het weer klopt wat we aan het doen zijn.

De klassieke economen, zoals Adam Smith, wisten heel goed van bovenstaande gevaren die bij een vrije markt economie op de loer lagen. Hun nalatenschap bevat de kennis en kunde om tot een hernieuwde economie te komen die de hele mensheid dient, en niet slechts een heel klein deel daarvan. Dat heeft niks met socialisme te maken, maar met het installeren van gezond kapitalisme. We zijn nu in een extreme vorm van kapitalisme terecht gekomen waar slechts een kleine elite bij gebaat is. Enkele voorstellen die de documentaire doet voor verbetering zijn;
– Hervormen belastingstelsel (belasting consumptie ipv inkomen).
– Gezondere ratio’s salarissen binnen organisaties.
– Werknemers die eigenaren van bedrijven worden.
– Aan banden leggen van de Wall Street elite (‘We have to take these guys on’).

De invloed die we als klein landje kunnen hebben op wereldschaal is beperkt, maar een beetje strijdlust kan geen kwijt, en die wekt ‘Four Horsemen’ zeker op. Kijk zelf:

Bronnen:
http://onsgeld.nu/huidige-systeem/
http://www.fourhorsemenfilm.com/
http://www.thebigresetblog.com/