Verfilming De Prooi: Einde van een tijdperk. Of niet?

De afgelopen drie zaterdagen zond de VARA De Prooi uit, een televisie verfilming van het gelijknamige boek van Jeroen Smit over de val van ABN AMRO. De serie geeft een mooi beeld van de bankencultuur voor de crisis van 2008. Het is gemakkelijk om te zien hoe het in een dergelijke cultuur zo fout heeft kunnen gaan met de bank.

Het hoofdpersonage van deze financiële thriller is natuurlijk Rijkman Groenink, de notoire CEO onder wiens leiding de bank ten prooi viel aan een vijandige overname door bankentrio Fortis, Banco Santander en Royal Bank of Scotland. Hoe komt Groenink er van af in deze verfilming?

‘Hij heeft geen empathie’. Dat is feitelijk het enige bezwaar dat de meeste medebestuurders en commissarissen kunnen vinden tegen de benoeming van Groenink als opvolger van bestuursvoorzitter Jan Kalff. ‘Maar’, vraagt Frits Fentener van Vlissingen, toenmalig lid van de Raad van Commissarissen, zich hardop af, ‘als dat het enige probleem is, kunnen we daar dan niks op verzinnen?’

De degelijke bankier van oude stempel Kalff ziet niets in de benoeming van Groenink, ook al ‘heeft hij dat met die bijzondere kredieten heel goed gedaan.’ Maar de druk op Kalff om hem toch voor te dragen is groot. De commissarissen geloven dat Groenink de man is om de financiële performance van de bank omhoog te krijgen. Onder Kalff’s leiding is het aandeel al tijden niet van zijn plek gekomen.

Dus Groenink wordt benoemd tot bestuursvoorzitter, ook al vergeet hij soms namen van naaste medewerkers. Om zijn empathieprobleem aan te pakken krijgt hij persoonlijke coaching en wordt een echte people manager naast hem gezet in de vorm van Julia Bouwens, zijn persoonlijke assistent. Het haalt allemaal niks uit. Al op zijn inauguratiespeech vertoont Groenink een staaltje bijzonder onempatisch gedrag. Na het uitgebreid complimenteren van voorganger Kalff, kondigt Groenink meteen een drastische koerswijziging aan, waarmee ABN AMRO van lachertje van de beurs naar internationale topbank moet transformeren. Dit is het begin van het einde…

De Prooi

Toch komt Groenink er niet zo slecht af in de verfilming. Ja, hij zegt vaak helemaal de verkeerde dingen. Die opmerking tegen een vrouwelijke topmanager dat ze na afloop van een meeting de boardroom kan gaan schoonmaken is natuurlijk verschrikkelijk, maar Groenink lijkt zich nauwelijks bewust van deze blunders. Hij heeft een missie en dat is de bank behoeden de prooi te worden van buitenlandse banken. Daarbij staan zijn passie en liefde voor ABN AMRO buiten kijf. De formidabele acteur Pierre Bokma geeft Groenink een menselijk gezicht. Eerder een tragisch figuur, dan een incompetente bullebak is het beeld dat hij naar voren brengt.

Dat Groenink de verkeerde leider was voor ABN AMRO moge duidelijke zijn, maar deze verfilming toont hem – net als de bank zelf – vooral als speelbal van de omstandigheden. Anderen wilden hem net zo goed op die plek omdat de hele bankencultuur gericht was op aandeelhouderswaarde. Groenink heeft gewoon een slim spelletje beïnvloeden gespeeld, waardoor hij de Raad van Commissarissen aan zijn kant wist te krijgen. In dit wereldje kan niemand hem dat kwalijk nemen.

Wat ABN AMRO vooral lijkt te ontberen is een heldere strategie. Waarin gingen ze zich onderscheiden en – nog belangrijker – wat gingen ze niet doen? Nu probeerden ze mee te komen met de grote zakenbanken van Wall Street met wanstaltige bonussen die uiteindelijk geen waarde opleverden. Dit kun je niet alleen Groenink aanrekenen. Waar was de Raad van Commissarissen om alle stakeholders te dienen met fatsoenlijk bestuur? Waarom heeft Kalff zijn eigen opvolging niet tijdig zeker gesteld? En waarom is er in de Raad van Bestuur niemand die Groenink op de juiste wijze wat tegengas geeft in plaats van puur met hun eigen ego’s en posities bezig te zijn?

Ook bij het gedrag van Nout Wellink, president van de Nederlandsche Bank, worden vraagtekens gezet. Hij koestert een zodanige liefde voor ABN AMRO dat hij koste wat het kost wil voorkomen dat de bank in buitenlandse handen valt. Dus probeert hij een fusie te forceren met ING. En als dat mislukt, proberen hij en Groenink dan maar een merger of equels met Barclays te realiseren. Het mag niet baten, want de aandeelhouder heeft de macht en dus moet ABN AMRO bezwijken voor de hoogste bieder.

Ook al heeft de climax van dit drama slechts vijf jaar geleden plaatsgevonden, het komt toch over als een ander tijdperk. Een tijdperk waarin overnames puur gedreven werden door de ego’s van bestuurders, en er nog astronomische bedragen werden neergeteld voor ‘prooien’ als ABN AMRO – het consortium Fortis, Banco Santander en Royal Bank of Scotland betaalden 72 miljard euro voor de bank.

Heeft de crisis lang genoeg geduurd om iets fundamenteels te veranderen in de financiële sector? De geschiedenis heeft aangetoond dat mensen erg traag leren van dergelijke catastrofes. De vraag die zich opdringt is dan ook in hoeverre dit weer kan gebeuren wanneer de economie weer op volle toeren zou draaien. Wint hebzucht het dan opnieuw van gezond verstand? Of is er echt een ander tijdperk aangebroken en is De Prooi slechts een pijnlijke geschiedenisles? De tijd zal het leren.

Margin Call – Fascinerende kijk op ijskoude cultuur van bankenwereld Wall Street

Oliver Stone’s ‘Wall Street‘ uit 1987 krijgt concurrentie als beste business film aller tijden met ‘Margin Call‘. Dat is nogal een bold statement, maar daarom niet minder waar. Een toelichting: ‘Wall Street’ is vooral fantastisch vanwege de rol van Michael Douglas als corporate raider (opkoper) Gordon Gekko. Gekko is zonder twijfel een legendarisch personage, maar zijn handelswijze is een beetje achterhaald. Handelen op de beurs met voorkennis is zo jaren 80′. De corporate schurken van tegenwoordig handelen in bizar complexe gedereguleerde financiële producten die de CEO’s van zakenbanken zelf niet eens volledig begrijpen. Dat is de strekking van ‘Margin Call’.

De film begint aan de vooravond van de grootste crisis ooit. Bij een grote zakenbank vindt een reorganisatie plaats en het grootste deel van de handelaren wordt naar huis gestuurd. Ook hoofd risicomanagement Eric Dale (Stanley Tucci) mag zijn biezen pakken, maar voor zijn vertrek overhandigd hij nog snel een USB-stick aan zijn werknemer Peter Sullivan (Zachary Quinto). Dan openbaart ‘Margin Call’ zich tot onvervalste rampenfilm. Sullivan ontdekt een risicomodel op de USB-stick dat aantoont dat de financiële rommel (gebundelde waardepapieren) die ze op de balans hebben staan heel snel zijn astronomische waarde zal verliezen. Deze waardedaling zal het einde betekenen voor de investeringsbank.

De Raad van Bestuur komt bij elkaar met aan het hoofd de meedogenloze CEO John Tuld (Jeremy Irons). Hij geeft aan dat dit de grote klap wordt voor Wall Street die hij al tijden ziet aankomen (‘de cijfers kloppen al jaren niet meer.’). Omdat hij toch wil blijven voortbestaan met zijn bank, geeft hij hoofd Sales Sam Rogers (Kevin Spacey) de opdracht een bliksemverkoop te organiseren. Hiermee hoopt hij alle rommel van zijn balans te krijgen voordat de concurrentie door heeft wat er aan de hand is…

Het gesprek gaat een beetje langs haar heen...

Het gesprek gaat een beetje langs haar heen…

Alles klopt aan ‘Margin Call’; de ijskoude sfeer van jongens in veel te dure maatpakken die met bijzonder weinig gevoel het Wall Street leven leven. Ze strijken belachelijke bonussen op voor de handel in lucht, smijten het geld ook weer over de balk met veel te dure patserige aankopen en hebben geen enkele binding met de gewone man op de straat (of met elkaar). De film is geschreven en geregisseerd door debutant J.C. Chandor. Zijn script (voor een Oscar genomineerd in 2012) was zo goed dat hij een topcast bij elkaar wist te krijgen die het wilde doen voor veel minder dan hun gebruikelijke gage. De prestaties van de hele cast zijn niet minder dan briljant. Ook de regisseur Chandor maakt indruk. De sfeer is ijzig en het camerawerk registreert subtiel de bankenwereld met al zijn onplezierige onderlagen.

‘Margin Call’ fascineert met een beeld van de financiële sector dat volledig accuraat voelt. De cultuur van deze bank, die prima model kan staan voor één van de bekende vijf (Merrill Lynch, Morgan Stanley, Bear Stearns, Goldman Sachs en Lehman Brothers) is giftig, maar voldoet wel steeds aan de spelregels van het kapitalisme. Dat maakt ook dat de grote slechterik van het verhaal eigenlijk niks verweten kan worden. Hij doet waar hij voor is ingehuurd door de aandeelhouders, breekt geen regels en verkoopt de toxic bezittingen aan handelaren als hemzelf. In een kapitalistische visie kun je het hem niet kwalijk nemen dat hij zijn informatievoordeel uitnut. Of dat hij een bonus opstrijkt van 86 miljoen dollar. Nee, het is niet ethisch, maar je kunt er niks aan doen als je het kapitalisme steunt. Verontrustend.

Kortom, ‘Margin Call’ is een waanzinnige en intelligente tijdbom thriller met een zeer intrigerende plot, geweldige dialogen en een cast om van te watertanden. Kijken!

Groepsdenken

De groepsdenken-theorie is in de jaren 70 ontwikkeld door de Amerikaanse professor Irving Janis. Groepsdenken is een denkwijze die plaats vindt bij mensen die nauw met elkaar optrekken of samenwerken, daarbij een hechte groep vormen en die zoveel waarde hechten aan een unanieme mening, dat deze unanimiteit belangrijker wordt geacht dan een kritische rationele instelling.

Zowel in een sociale context als in het bedrijfsleven – denk aan een Raad van Bestuur of Raad van Commissarissen, maar ook een vriendengroepje – kan dit gevaar opleveren. Het vermogen kritisch te zijn op het collectieve handelen van de groep neemt namelijk af. Een interessant voorbeeld van hoe dit mis kan gaan in het zakenleven is te lezen in het boek ‘De Prooi’ van Jeroen Smit.

Groepsgedrag ontstaat als groepsleden primair letten op het behoud van overeenstemming en eensgezindheid bij een beslissingsproces in plaats van een kritische overweging van de feiten. De groepsleden leggen meer nadruk op het ‘wij’-gevoel en zullen daardoor minder gemakkelijk kritiek uiten of informatie die de groepsvisie tegenspreekt, van zowel binnen als van buiten de groep, toelaten. Er ontstaat in het meest extreme geval een soort geloofsgenootschap die overtuigd is van zijn eigen gelijk, ongeacht de feiten.

Wanneer groepsdenken optreedt, kunnen de volgende symptomen waarneembaar zijn:
• Overschatting van de groep;
• Illusie van onaantastbaarheid;
• Onvoorwaardelijk geloof in de eigen moraal;
• Collectieve rationalisatie van de beslissingen van de groep;
• (Gedeeltelijk) karikaturiseren van de buitenwereld;
• Zelfcensuur, leden uiten geen kritiek;
• Illusie van unanimiteit (valse consensus effect);
• Directe druk op leden die het oneens zijn;
• Zelfaangewezen ‘mindguards’ die de groep beschermen tegen negatieve informatie.

Bron: Wikipedia