De metaverse als onmisbare zakelijke kans

De doorbraak van het internet kwam destijds als verrassing voor veel ondernemers. Hierdoor waren ze niet op tijd om een voorsprong te pakken en moesten ze keihard aan de bak om alle veranderingen bij te kunnen benen. Veel tech-pioniers voorzien nu het volgende transformatieve fenomeen, namelijk de metaverse. Of het die naam zal blijven houden is niet zeker, maar over dat het eraan zit te komen in de niet al te verre toekomst zijn de meeste experts het wel eens.

Onder de metaverse wordt verstaan: een netwerk van verbonden drie-dimensionale werelden waarin gebruikers in de vorm van een avatar deel kunnen nemen. Online werelden bestaan er al volop in de vorm van games, maar je kunt de persoon die je bent in een game, met al zijn of haar kenmerken en bezittingen, niet meenemen naar een andere wereld. In de metaverse moet dat wel mogelijk zijn. De grote techbedrijven anticiperen al op deze toekomst: Mark Zuckerberg heeft zelfs de naam van zijn onderneming Facebook veranderd in Meta.

Natuurlijk gaan er bij veel mensen alarmbellen rinkelen bij dit idee. De zogeheten Frightful Five (Alphabet, Amazon, Apple, Meta en Microsoft) hebben niet alleen veel innovatie gebracht, maar ook veel maatschappelijke problemen, zoals schendingen van data privacy, ongelijke machtsverhoudingen, sociale ontwrichting, nepnieuws, cyberpesten en meer. Daar wil ik het in deze blog echter niet over hebben. Ik zal me beperken tot; wat komt er waarschijnlijk aan (de metaverse dus) en wat gaat dit betekenen voor de economie en het bedrijfsleven?

Hoe de metaverse eruit kan komen te zien, wordt duidelijk in het boek ‘Ready Player One’ van Ernest Cline uit 2012 (dat verfilmd is door Steven Spielberg in 2018) en het vervolg ‘Ready Player Two’ uit 2020. Hierin is de metaverse, genaamd de OASIS, gebouwd door één bedrijf: Gregarious Simulation Systems (GSS). Gebruikers kunnen deelnemen via een standaard ‘immersion rig’ bestaande uit een virtual reality-bril en een paar haptische handschoenen. Je avatar kan allerlei objecten verzamelen die je kwijtraakt als je avatar doodgaat. De meeste mensen brengen bijna de hele dag door in de OASIS en komen er alleen nog maar uit om te eten en slapen.

Dat laatste is waarschijnlijk accuraat als je ziet hoeveel mensen nu al doorbrengen op social media en met streamingdiensten. In de metaverse zullen mensen alles kunnen doen wat ze in de echte wereld ook kunnen; naar school of werk gaan, naar de sportschool, naar musea, bioscopen of concerten. Maar uiteraard zijn er ook veel mogelijkheden die je in het echte leven niet hebt, zoals in de ring staan met Mohammed Ali, meerijden in de Grand Prix tegenover Lewis Hamilton, een concert geven met The Beatles in de Hollywood Bowl of uit een vliegtuig springen in de Grand Canyon. De keerzijde: leven in de echte wereld zal in vergelijking met de metaverse steeds minder aantrekkelijk worden.

Net zoals dat de toekomstige generatie zich niet kan voorstellen dat er geen internet bestond, zal de toekomstige generatie lachen om de huidige World Wide Web, schrijft Matthew Ball in zijn boek ‘The Metaverse and How It Will Revolutionize Everything‘. En gelijk heeft hij. Ik bedoel: Tweedimensionale tekstblokken met plaatjes. Het is duidelijk: de toekomst is (in) de metaverse.

Ball schrijft over de eerste keer dat we een digitale, interactieve wereld naast de onze zagen. Dat was in 2003 toen ‘Second Life’ op de markt werd gebracht. Hiermee werden ook de zakelijke mogelijkheden van zo’n virtuele wereld duidelijk. In 2009 bedroeg de totale economie van ‘Second Life’, bestaande uit de handel in virtuele goederen, zo’n 567 miljoen dollar. Dat geeft een indicatie van de potentiële, economische waarde van de metaverse. Die loopt in de triljoenen dollars.

Dat het ook niet aan de gebruikers zal liggen dat de metaverse er komt, blijkt uit de populariteit van 3D-werelden als ‘Roblox’ en ‘MineCraft’. Zo’n 75 procent van de Amerikaanse jongeren is actief op ‘Roblox’ en ‘MineCraft’ spelers hebben samengewerkt om virtuele steden te bouwen zo groot als Los Angeles. Beide games worden maandelijks zo’n zes miljard uur (!) gespeeld.

Decentraland – Een van de voorportalen van de metaverse.

Microsoft Flight Simulator – Qua graphics een van de meest geavanceerde games ooit. De game omvat een simulatie van de hele wereld in verschillende mate van detail.

‘Ready Player One’ – Een natte droom als het gaat om popcultuur adoratie, en tegelijkertijd een tech dystopia.

Wat uiteraard niet bepaald wenselijk is, is dat zo’n gigantisch economisch project als de metaverse in handen komt van één of een paar bedrijven. Het internet is ooit begonnen als overheidsproject en het commerciële potentieel werd destijds niet herkend. Bij de metaverse is dit compleet anders. Daarom zal dit ongetwijfeld een strijd worden tussen de techgiganten en innovatieve startups met nieuwe ideeën. Crypto-gelovers willen uiteraard dat de metaverse decentraal via de blockchain gedraaid gaat worden, dus dat is ook nog een open vraag: wordt de metaverse centraal of decentraal? En de overheid zal zich hopelijk actief gaan bemoeien met de totstandkoming. Bij de opkomst van de huidige techbedrijven hebben ze duidelijk tekortgeschoten met vele nadelige consequenties tot gevolg waar de samenleving nu dagelijks onder lijdt. Kortom, er is nog veel onzekerheid over wat het voorlopige resultaat gaat worden.

Wat betreft de economische impact; het is niet overdreven te stellen dat het iedere sector totaal zal ontwrichten. Neem de reis en vrijetijdsbranche; de markt voor het aanbieden voor virtuele ervaringen zal op termijn vele malen groter worden dan de markt voor fysieke activiteiten. Voor het onderwijs zal de metaverse fantastische kansen bieden om leerlingen letterlijk alles te laten ervaren waar de docent het over heeft. En de retail; niet alleen ontstaat er een gigantische markt voor virtuele goederen, maar consumenten zullen vrijwel nog uitsluitend willen shoppen in de metaverse en de gekochte fysieke aankopen thuis bezorgd krijgen. Dergelijke transformaties gaan we ook zien in de gezondheidszorg, de media, de financiële sector, de zakelijke dienstverlening en de vastgoedsector.

Matthew Ball maakt in zijn boek duidelijk dat we er qua technische capaciteiten nog lang niet zijn. De capaciteit die nodig is, is ongeëvenaard. Het dichtste in de buurt komen nu online games, maar die kampen nog met grote beperkingen in zowel de geboden visuele ervaringen als de aantallen interacterende deelnemers. Ook moeten er veel business vraagstukken opgelost worden, zoals volgens welke standaarden ontwikkelaars van verschillende digitale werelden gaan werken. Zonder dergelijke standaarden zal het niet mogelijk zijn avatars met hun assets van de ene naar de andere wereld te verplaatsen: een randvoorwaarde voor een echte metaverse. De ontwikkeling zal sterk gedreven worden door de game-industrie. Zij hebben de technische know-how en de ervaring om plaatsen te creëren waar mensen graag tijd doorbrengen.

Wie wil ervaren hoe het in de metaverse zal zijn, kan eens een kijkje nemen in Decentraland. In deze digitale wereld, die in 2020 voor het publiek geopend werd, is het mogelijk om land te kopen via cryptocurrency, digitale casino’s te bezoeken en je avatar aan te kleden met een grote verscheidenheid aan kleding en accessoires. Verschillende grote merken zijn al opgedoken in de wereld waaronder Samsung, Adidas, Atari, en PwC. In oktober 2022, werd Decentraland gewaardeerd op 1,2 miljard dollar. Het is een schijntje van de waarde die er in de komende decennia gecreëerd gaat worden in de metaverse. Zorg dat je erbij bent. Zodra duidelijk wordt welke ontwikkelaars, welke nieuwe hardware en welke werelden de winnaars gaan worden, zorg dan dat je aandelen en digitaal vastgoed in handen krijgt. Het is zonder twijfel het goud van de toekomst.

Why Market-based Solutions Won’t Solve the Climate Crisis

‘Capital is seeking a path to maintain rather than to change.’

For those of us who are deeply concerned about the rapidly escalating climate disaster (like yours truly), it was certainly great to hear prominent voices in finance – such as hedge fund manager Larry Fink of Blackrock – start to express the need for urgent action in recent years. The days of climate denial and massive lobbying of the fossil industry are finally over, so it seems. However, according to Adrienne Buller, researcher at think tank Common Wealth, we have only moved on to a new illusion called ‘green capitalism’. Her book ‘The Value of a Whale’ is an antidote against the wishful notion that ‘the market’ is going to solve all problems.

It is easy to understand the appeal of green capitalism to politicians and investors alike. Through measures like ‘carbon offsets’, green capitalism aims to solve climate and biodiversity problems with minimal disruption to the current economic system. Carbon offsets make it possible for businesses to pay somebody to plant forest, so they can keep on polluting.

Ironically, in recent bootleg fires in Oregon and California, thousands of square kilometers of forest went up in smoke that was designated for the carbon offsets of companies including BP and Microsoft. Our response to ecological disaster is still determined by old economic thinking. Our institutions are still very much in the grip of this old mindset and this is the reason we are not making any real progress in addressing the escalating climate emergency.

Putting a Price Tag on Everything
The book is called ‘The Value of a Whale’ because in our current political climate every discussion about the ecological crises we are facing is framed in terms of markets and profits. In the neoliberal frame of mind, a transition directed by governments is considered undesirable and without chance. Reducing emissions will create untenable burdens for citizens and enormous debts for future generations. The only solution is that markets must solve the problem. To do this, the externalities of ecological damage must be adequately priced.

The IMF (International Monetary Fund) actually calculated the value of a whale. A specimen of the great whale is valued at two million dollars. This is based on its carbon capture capabilities and tourism income. The author says it may be weird to put an animal in a spreadsheet, but when discussing green capitalism the question is very relevant. After all, the global trade in carbon molecules is about to begin.

So why does Buller believe that putting a price on carbon won’t solve the climate crisis? The first problem is a practical one. Our current global economy is completely dependent on the earth’s ecosystems. These highly complex interdependencies are impossible to capture in prices, models and financial products. A second problem is that carbon pricing is employed because many economists find it the most efficient solution. But do we need efficiency? To radically reduce emissions, we need effectiveness more than anything. We also need solutions which are ethical and just, and carbon pricing doesn’t address these considerations at all. If a billionaire wants to be launched into space for fun? Fine, as long as he pays. Pricing is no equalizer for all parties.

ESG in Financial Markets Falls Short
During the Covid19 pandemic, the financial world saw a major boom in ESG (Environmental, Social and Governance). ESG-labels are given to funds that invest ethically and environmentally conscious. More awareness is a good thing, right? Yet, argues Buller, we are falling way short to what we could do. Let alone what we should be doing to prevent global warming to pass 1,5 degrees which is the upper limit to remain safe on the planet (which is already out of reach, says Bill Gates).

The problem with ESG-ratings, Buller writes, is that they are mostly concerned with reporting, and not so much with realizing actual impact in reducing carbon emissions. Again, they are not effective, except in greenwashing the activities of the financial sector. What we need to accomplish in a very short timeframe, is the recreation of the infrastructures of the global economy (energy, transport, agriculture, fertilizer, etc). Is carbon pricing the best means to do this? Why let markets decide rather than just designing an effective reduction plan? Because the latter solution would be far more disruptive to companies and capital. Carbon pricing gives politicians an excuse to not enforce much stricter regulations sooner. States and political operatives can use carbon pricing to visibly respond to democratic demands for action while minimizing individual accountability and, crucially, avoiding direct confrontation with fossil capital or with the underlying economic dynamics in which the ecological crises originates, namely the accumulative, expansionary and externalizing drives of capitalism.

In the EU, reducing emissions is therefore left to the free markets in the forms of tradable permits. Smart financial engineers have already developed derivatives around these permits that can be traded and swapped. Some large polluters have profited from these financial instruments to make money from polluting rather than paying for it. Little studies have been done into the effectiveness of carbon pricing, but the ones that have been done in the EU conclude that 0% or 1,5% lower emissions were accomplished. And this is considered the crown jewel of progressive EU climate policy! The fact that big companies are embracing carbon pricing, should be a clear marker that they see this as relatively painless measures. They can continue to do business as usual, add some more ESG-reporting to please regulators and capital providers, and as a bonus get a nice branding story to tell their customers. All this, once again, distracts from creating serious regulation with the much needed impact.

Another problem, even if big polluters want to change radically, is that they need their shareholders to go along. Shareholders are insulated from responsibility from the ecological and social havoc their investments cause. As we have seen in the 2008 financial crisis, society bears the risk. Asset management giants Blackrock and Vanguard own 20 percent of most S&P 500 companies. with the threat of huge selloffs, they can sway every management to first and foremost protect their investments. For the hugely influential asset management industry only one thing counts: the aggregate growth of the total asset pool.

ESG-investing might give us the impression that investors are moving their money from dirty to clean companies. In reality, it is mostly money changing hands between stock investors. There is hardly any link between these investments and the actions taken by a company. ESG is good at creating the impression of material progress while very little is really accomplished. Investing, Buller writes, is very different from making an investment. Investing might be entirely speculative with no material impact in the real world. A lot of money is made from failures.

Conclusion
The current ‘green capitalist’ movement is designed for – the name says it – capitalists, whose primary aim was and always will be accumulation. Because of the nature of climate risk with radical uncertainty due to cascading and self-reinforcing impacts, complex feedback loops and potential tipping points, we must adhere to a ‘precautionary principle’ – taking all the steps we are capable of in recognition of the fact that even a small chance of a catastrophic outcome is not one worth taking. Capitalism cannot and will not do this.

Yes, we are still trapped in old economic thinking. Even the lauded EU Green Deal is not based on rapidly curbing emissions, addressing inequality, reducing materials and so on. Rather, the inherent bias of world leadership and our international institutions is toward an imagined market-led efficiency of capital allocation that will not be realized, and which has no likelihood of being effective at delivering on the immensely complex challenge of overhauling our economy’s relationship with the natural systems that support it. Priority is on the creation and guarantee of new profitable areas for investors.

There is no easy solution going forward, but as Buller argues, market-based thinking isn’t it. We have to open our minds to how we want to live and what is ecologically possible, and organize our societies accordingly. Then we need strong political leaders to make this happen and accept that a price will have to be paid by everybody.

Net Positive Business

Onlangs schreef ik een stukje over het opportunistische businessmodel van EarthToday. In een wereld die in rap tempo aan het degraderen is, is dit misleidende clubje absoluut niet wat we nodig hebben. Ik vroeg me af waar de leiders zijn die ons uit deze ongelofelijke shit storm gaan verlossen. En ik moet zeggen, ze zijn heel zeldzaam. Maar er zijn uitzonderingen. Zo heeft Paul Polman zich als CEO van Unilever als geen ander ingezet voor het verduurzamen van het bedrijfsleven.

In 2019 heeft hij na tien jaar het stokje overgedragen aan Alan Jope, maar blijft hij zich inzetten voor het bekeren van het internationale bedrijfsleven in het nastreven van een duurzame purpose. Eind 2021 kwam het boek ‘Net Positive’ uit dat hij samen schreef met duurzaamheidsexpert Andrew Winston. Het is een praktische gids geworden voor CEO’s die graag goed willen doen, maar worstelen met het ‘hoe’.

Het huidige systeem is duidelijk aan het einde van zijn bruikbare leven. Alles wat we doen waar we niet voor altijd mee door kunnen gaan, is namelijk niet duurzaam. Dat moet anders, maar de politiek is erg korte termijn gefocust en het is volgens Polman en Winston aan bedrijven om deze kloof te dichten. De lat voor de private sector moet omhoog. Netto positief betekent dat je meer goeds toevoegt aan de wereld dan dat je neemt. Dus niet minder slecht doen, maar meer goed doen. De centrale vraag die CEO’s aan zichzelf kunnen stellen is; ‘is de wereld een betere plek omdat mijn bedrijf er onderdeel van is?’

Het huidige model is gericht op winst maken binnen de geldende wet- en regelgeving. Natuurlijk staan purpose en ESG (Environment, Social & Governance) wel op de agenda de laatste jaren, maar vaak wordt dit gedreven vanuit de behoefte om talentvol personeel te werven en zijn er weinig bedrijven die verder gaan dan wat de wet voorschrijft. Er zijn uitzonderingen. Ikea wil bijvoorbeeld al in 2030 volledig klimaatneutraal opereren, 20 jaar eerder dan is afgesproken in het klimaatakkoord van Parijs. Microsoft wil niet alleen zo snel mogelijk klimaatneutraal worden, maar ook de CO2 uit de atmosfeer gaan halen die het bedrijf tijdens zijn bestaansgeschiedenis heeft uitgestoten. Dat is netto positief ondernemen.

‘Net Positive’ bedrijven streven nadrukkelijk een systeemverandering na. Het huidige systeem is kapot en de scheuren manifesteren zich steeds duidelijker. De opdracht die Polman en Winston bedrijfsleiders meegeven: ‘bedrijven moeten winst maken door de problemen van de wereld op te lossen, niet door ze te creëren.’ Dit vereist moed en dat is dan ook het hoofdingrediënt van deze nieuwe manier van leidinggeven. Bedrijven moeten opstaan. De toekomst van de planeet, de mensheid en kapitalisme is ervan afhankelijk.

Hoe technologie iedere industrie aan het hercreëren is

De ontwikkeling en convergentie van technologie gaat met hyperloop-snelheid en zal de komende tien jaar complete industrieën transformeren. Dit levert zowel kansen als bedreigingen op.

The Future is Faster Than You Think van techno-visionair Peter H. Diamandis en journalist Steven Kotler is het derde deel in hun exponentiële mindset-serie. In het eerste deel Abundance beschreven ze hoe exponentiële technologie schaarste verandert in overvloed. Aluminium was bijvoorbeeld ooit een waardevol metaal totdat we elektrolyse ontdekten waarmee we het in overvloed konden produceren. Nu gebruiken we het als wegwerpmateriaal. Door de ogen van technologie is schaarste nooit het probleem, maar toegankelijkheid. Er valt meer dan 5.000 keer meer zonne-energie op aarde dan we in een jaar gebruiken. Als we dit konden inzetten werd energie direct gratis.

In het vervolg Bold keken de auteurs naar ondernemers met de gedurfde mindset die noodzakelijk is om deze technologie in te zetten om grote wereldproblemen op te lossen. Een uitstekend voorbeeld is het door Diamandis zelf opgerichte Planetary Resources, een private onderneming in asteroïden-mijnbouw. Het bedrijf is ontstaan vanuit de visie dat het delven van schaarse grondstoffen uit de ruimte economische groei mogelijk zal maken op dezelfde manier dat ontdekkingsreizen op aarde dat gedaan hebben.

Nu richten ze hun pijlen op de convergentie van exponentiële technologieën en de impact die dit zal hebben op iedere denkbare industrie in de komende tien jaar. Ze beginnen met Uber Elevate, dat bezig is een dienst voor vliegende auto’s te ontwikkelen in Los Angeles, één van de drukste steden ter wereld. De vliegende auto’s zijn er al, dus het draait nu allemaal om het opschalen van de vloot en het bouwen van zogenoemde skyports op de daken van flatgebouwen. In 2023 wil Uber de dienst al operationeel hebben met een vloot van volledig elektrische e-copters die drie uur kunnen vliegen met een snelheid van 240 kilometer per uur. In één e-copter passen een piloot en vier passagiers en opladen kost maximaal 15 minuten. In 2030 verwacht Uber dat alle grote steden een dergelijke service operationeel hebben. Hun volgende missie: het volledig irrationeel maken van auto-eigenaarschap. De zelfrijdende auto gaat de miljoenen uren die we nu verspillen aan autorijden weer productief maken. Veel gezinnen hebben momenteel twee auto’s die ze maar vijf procent van hun tijd gebruiken. Algoritmes kunnen dit veel beter. Wanneer er zoveel waarde te winnen valt, gaan bedrijven ontwricht raken. Modellen gericht op parkeren, auto-eigenaarschap en tanken hebben dan ook een probleem.

Rekenkracht
De razendsnelle ontwikkelingen zijn mogelijk door tien verschillende exponentiële technologieën die de auteurs beschrijven. Zodra een technologie digitaal wordt, lift het mee op Moore’s Law en ontwikkelt het zich exponentieel. Eén van de beschreven technologieën is quantum computing. Een normale computer gebruikt bits, signalen die twee waarden kunnen aannemen (een 1 of een 0). Een kwantumcomputer gebruikt qubits. Deze informatie-eenheden zijn door bevriezing in staat in vele verschillende staten tegelijk te verkeren. Dit stelt de kwantumcomputer in staat enorm complexe berekeningen uit te voeren in een fractie van de tijd die het nu kost. IBM’s Big Blue – de supercomputer die schaakkampioen Garri Kasparov versloeg in 1997 – kan bijvoorbeeld 200 miljoen zetten per seconde berekenen. Een kwantumcomputer haalt er meer dan een triljoen.

Deze technologie gaat een grote impact hebben op vele sectoren, waaronder de farmaceutische industrie. In plaats van duizenden chemische verbindingen te bestuderen in laboratoria, kan dit onderzoek straks grotendeels in een kwantumcomputer gebeuren. Zo kan de tijd die het kost om nieuwe medicijnen te ontwikkelen enorm verkort worden. De auteurs verwachten dat de grote impact zal komen wanneer er goede gebruikers interfaces beschikbaar komen. En dat brengt ze op de volgende technologie: kunstmatige intelligentie (KI). Techreuzen als Google, Amazon en Microsoft zijn aan het racen om KI-gebaseerde cloud-diensten beschikbaar te maken voor de massa’s. We staan op het punt allemaal een hele capabele KI-assistent te krijgen. Voeg hier nog augmented en virtual reality aan toe en er komen weer talloze mogelijkheden bij. Bijvoorbeeld levensechte avatars. De bekende zelfhulpgoeroe Tony Robbins is een van de eerste die een KI-avatar van zichzelf heeft laten bouwen. Deze digitale versie is nog net van de echte Robbins te onderscheiden, maar dat duurt niet lang meer. Haptische handschoenen zorgen ervoor dat aanraking van virtuele omgevingen nu ook tot de mogelijkheden behoort. Dat deze ontwikkelingen veel huidige businessmodellen in de ‘ervaringen industrie’ op de proef zal stellen vraagt weinig fantasie.

>>> Lees verder op CFO.nl <<<